HOOFDSTUK 4
Norah
Ik word aan mijn nekvel mee naar binnen gesleurd, alsof ik een wild dier ben dat zometeen hardhandig in een kooi word gestopt. Misschien zou ik om hulp moeten schreeuwen, maar dat komt om de een of andere reden niet in me op. Ik ben zo verbijsterd door wat er gebeurt, dat ik niet eens in staat ben om angst te voelen. Alles gaat snel en langzaam tegelijkertijd, alsof ik het gevoel voor tijd even helemaal kwijt ben.
In het huis komen we abrupt tot stilstand. Ik weet dat ik binnen ben omdat ik de robuuste hardhouten vloer kan zien, niet omdat ik verder veel zie. Mijn hoofd wordt nog steeds naar beneden gedrukt en de vingers van de hot daddy naast me drukken zo pijnlijk in mijn huid dat het niet eens in me opkomt om mezelf omhoog te duwen. Hij lijkt precies te weten hoe hij me moet vasthouden, met slechts één hand en zonder dat het hem al te veel moeite kost. Dat is bewonderenswaardig, maar vooral erg zorgwekkend.
‘Waar is je riem?’ klinkt het naast me.
Ik heb geen idee waar hij het over heeft en wil hem dat vertellen, maar zodra ik mijn mond open begint mijn lip zo hevig te trillen, dat ik nu pas door heb hoe bang ik ben. Ik heb geen idee wat er aan de hand is of wat er gaat gebeuren. Misschien gaat hij me mishandelen, verkrachten of… vermoorden. Die gedachten zorgen ervoor dat ik haperend naar adem hap en met grote ogen naar de groeven in de houten vloer staar. Het voelt alsof ik moet huilen, maar mijn tranen zijn waarschijnlijk te bang om tevoorschijn te komen.
Zijn vingers drukken nog wat dieper in mijn huid en hij duwt mijn hoofd verder omlaag. ‘Geef antwoord.’
‘W-wat?’ komt er piepend uit mijn mond. Wat wil hij in godsnaam van me? Ik zou het moeten vragen, maar de woorden verdwalen ergens onderweg naar mijn mond.
Hij slaakt een zucht die geërgerd klinkt en het voelt alsof ik hem teleurstel. Ik weet niet goed waarom ik dat erg vind, waarschijnlijk omdat het vermoedelijk verstandiger is om te doen wat hij zegt. Tegenstribbelen in dit soort situaties is nooit een goed idee, aangezien ik geen verborgen ninja-skills heb die ik kan inzetten om hem te overmeesteren.
‘Op je knieën,’ eist hij, waarna hij me zo hard duwt dat ik geen andere keuze heb dan mijn blote knieën op de vloer te laten zakken. Ik heb spijt dat ik me niet heb omgekleed, een broek heb aangetrokken of zo, want de ruwe ondergrond prikt meteen pijnlijk in mijn huid en de dunne stof van mijn wikkeljurk blijft amper op de juiste plekken zitten. ‘Hoofd omlaag houden.’ Hij duwt nog een keer tegen mijn hoofd, om duidelijk te maken hoe hij me wil hebben.
De plek waar zijn vingers in mijn huid boorden blijft nabranden als ik vanuit mijn ooghoek zie dat hij bij me vandaan loopt. Hij heeft me losgelaten, maar zo voelt het niet. Heel voorzichtig draai ik mijn hoofd een klein beetje en gluur tussen de losgevallen plukken haar door naar mijn belager. Hij loopt naar een ladekast, die een paar meter verderop tegen een muur staat. Zijn loopje is zelfverzekerd, alsof dit een doodnormale situatie voor hem is en het zorgt ervoor dat ik me afvraag hoe vaak hij op deze manier vrouwen zijn huis in sleurt. Dat dit niet zijn eerste keer is mag wel duidelijk zijn, want hij weet precies wat hij doet.
Ik draai mijn hoofd nog wat verder en kijk naar de voordeur, die nog steeds op een kier staat. Ik overweeg om een sprintje te trekken, maar schat mijn kansen direct nihil in. Hot daddy is dichter bij de deur dan ik en hij zal me ongetwijfeld onderscheppen als ik nu vlucht. Ik wil niet weten wat hij dan zal doen, dus nee… dit is niet het juiste moment.
‘Jij vindt het lastig om te luisteren, of niet?’ Mijn ogen schieten naar hem. Hij staat voor de ladekast en heeft iets vast in zijn hand, maar ik kan niet goed zien wat het is. ‘Moet ik je de regels uitleggen?’
Ik slik en knik, ook al ben ik bang voor wat er nu komen gaat. Ik moet weten wat me te wachten staat, zodat ik daar hopelijk op kan inspelen. Als ik niet weet wat hij van plan is, dan weet ik ook niet hoe groot de kans is dat ik hier ongeschonden vandaan kom, al vermoed ik dat die kans sowieso minder dan één procent is.
‘Er is slechts één regel…’ Hij trekt een mondhoek op in een scheve grijns en zet een stap naar voren. Mijn hartslag schiet meteen razendsnel omhoog. ‘Je doet exact wat ik zeg,’ vervolgt hij terwijl hij langzaam maar met een vastberaden pas op me afloopt. Mijn ogen gaan naar het voorwerp in zijn linkerhand. Het is iets van zwart leer, met zilverkleurige gespen eraan. ‘Denk je dat dat gaat lukken?’
Ik breng mijn blik omhoog naar zijn ogen, die lichtjes samengeknepen zijn. De oceaanblauwe kleur die ik eerder heb gezien is verdwenen en zijn blik heeft nu iets duisters. Weifelend knik ik.
‘Hoofd omlaag,’ commandeert hij me.
Ik draai mijn hoofd weer en kijk naar beneden, zoals hij me had achtergelaten voordat hij naar de ladekast liep. Naast me hoor ik zijn voetstappen naderen en ik verstijf als ik zijn bruinleren schoenen vlak naast me op de vloer zie. Mijn lichaam bereidt zich voor op het moment waarop zijn vingers mijn huid weer zullen doorboren, maar het gebeurt niet. In plaats daarvan verwart hij me met een relatief liefkozend gebaar. Hij wrijft over mijn haren… alsof hij me aait.
‘Braaf meisje.’ Die woorden bezorgen me een vreemd gevoel. Een deel van mij is opgelucht dat ik hem tevreden stel, maar een ander deel walgt van het feit dat hij me als een hond behandelt. Zo zie je maar weer dat je niemand kunt vertrouwen op basis van uiterlijk, want ik had dit nooit achter de net geklede man gezocht die nog geen tien minuten geleden op me af liep.
Ik voel iets tegen mijn hals en merk dat hij een beetje over me heen hangt, maar ik ben te bang om me te bewegen en erachter te komen wat hij aan het doen is. Pas als ik de strakke band om mijn keel voel en het geluid van een gesp hoor, realiseer ik me dat hij iets om mijn hals heeft gedaan.
Een halsband?
Een riem?
Ik weet het niet en krijg niet de kans om erachter te komen, aangezien hij me er ruw aan omhoog trekt en me dwingt om te gaan staan. Hij laat de halsband – of wat het ook is – los en verplaatst zijn hand naar mijn gezicht, waar hij mijn kaak stevig omklemt en mijn hoofd naar achteren kantelt, zodat onze ogen elkaar ontmoeten. Het oceaanblauw is weer zichtbaar en heel even hoop ik dat daarmee ook zijn verstand is teruggekeerd, dat hij me los zal laten en lachend vertelt dat dit gewoon een hele flauwe en misplaatste grap is.
In plaats daarvan spuugt hij in mijn gezicht.
‘Mond open,’ beveelt hij.
Wederom ben ik te verbijsterd om te reageren. Ik wil mijn mond ook helemaal niet open doen, maar ik heb niets te willen. Hij knijpt harder in mijn kaak, zo hard dat het pijn doet, en propt de vingers van zijn andere hand mijn mond binnen. Zo diep, dat ik ervan moet kokhalzen en op zijn vingers hoest.
‘Luister naar me,’ gromt hij, waarna hij zijn hand godzijdank weer uit mijn mond trekt. Hij neemt daarbij een flinke lading kwijl mee en smeert zijn natte vingers uit over mijn wangen, neus en kin. Hij vermengt het met zijn eigen speeksel dat nog op mijn wang plakt en al snel voelt ik dat mijn hele gezicht plakkerig nat is. Ik vind het goor, maar dat is op dit moment het minst van mijn zorgen. Ik moet nog steeds een goed moment vinden om te ontsnappen en ik weet dat ik dat moet doen zolang de voordeur open staat.
Misschien moet ik dat nu doen.
Of misschien had ik dat net moeten doen, want hij verbijstert me voor de derde keer door plots zijn lippen tegen de mijne te drukken. Hij probeert met zijn tong binnen te dringen en hoewel hij mijn kaak nog steeds stevig vasthoudt lukt het me om mijn lippen op elkaar te persen. Ik wil hem niet toelaten. Dat kan ik niet, want dat betekent dat ik me overgeef en zijn brute aanval op mijn mond heeft een strijdvaardigheid in me aangewakkerd die ik net nog niet kon vinden.
Ik begin me te verzetten en duw met mijn handen tegen zijn borstkas. Binnen een seconde heeft hij mijn polsen vast en loopt naar voren, waardoor hij mij naar achteren dwingt. Ik blijf me verzetten tot mijn rug met een klap tegen een muur komt en de lucht voor heel even uit mijn longen wordt geslagen. Godzijdank krijg ik de kans om naar adem te happen, want hij heeft de aanval met zijn mond voortgezet naar mijn wang, mijn kaak en mijn hals. ‘Stop,’ smeek ik hem, kronkelend tegen de muur, al krijg ik er amper beweging in. Zijn veel grotere lichaam drukt me klem tegen de muur en hij houdt mijn polsen nog steeds vast.
‘Wil je dat ik stop?’ prevelt hij tegen mijn huid, waarna hij erin hapt en het bloed naar de oppervlakte zuigt. Het bezorgt me kriebels, die om de een of andere reden naar de plek tussen mijn benen schieten. Wat de fuck? Is dit een of andere zieke manier van mijn lichaam om zich voor te bereiden op wat er gaat komen? Ik kronkel nog wat meer, wat hij beantwoordt door zich nog meer tegen me aan te duwen, vooral het gebied rondom zijn kruis.
O God.
‘Stop,’ zeg ik nog een keer, al klink ik een stuk minder overtuigend dan de eerste keer. ‘Alsjeblieft…’
Hij maakt een beweging met zijn heupen, waardoor zijn kruis over de dunne stof van mijn wikkeljurk schuurt. Al weet ik niet eens meer zeker of mijn kleding me nog bedekt, want het voelt zo heftig dat het zomaar kan dat hij mijn blote huid raakt. ‘Je weet wat je moet zeggen om me te laten stoppen.’
Ik knipper een paar keer. Wat? Ik heb geen idee wat hij bedoelt, want anders had ik allang uitgeschreeuwd wat hij zo graag wil horen. Ik zou op dit moment alles zeggen om dit te laten stoppen.
‘Dat is ook het enige woord wat jij mag zeggen,’ gaat hij verder, waarna ik zijn tanden nog een keer kort over mijn huid voel schrapen en hij daarna zijn gezicht vlak voor de mijne brengt. Ik wil hem ook in zijn gezicht spugen, maar durf het niet. ‘Verder houd je die mond van je dicht, behalve als ik je vraag om ‘m open te doen. Begrepen?’
Ik kijk hem strak aan, klem mijn inmiddels pijnlijke kaken op elkaar en voel de woede vanuit mijn tenen opborrelen. Voordat het mijn kern bereikt krijg ik een klap tegen mijn wang. Geen harde knal, maar wel een tik met zijn vlakke hand die een paar seconden nabrandt.
‘Begrepen?’ herhaalt hij, terwijl zijn felgekleurde ogen recht in de mijne kijken.
Ik wil me aan mijn woede vastklampen, maar zijn blik maakt het onmogelijk. Het is een blik van pure dominantie, die me vertelt dat het geen zin heeft om tegen hem te strijden, omdat ik altijd als verliezer zal eindigen. Hij is de baas in deze situatie, niet ik.
‘Ik mocht niet praten,’ snauw ik terug, omdat ik mezelf niet zo gemakkelijk gewonnen wil geven.
Zijn mondhoek krult omhoog en hoewel die grijns hem goed staat, zou ik hem het liefst van zijn arrogante gezicht willen meppen. ‘Je bent bijdehand,’ zegt hij en ik schrik als hij met de achterkant van zijn vingers over mijn gezicht strijkt. Het is verwarrend dat hij het spugen en slaan afwisselt met dit soort zachte aanrakingen en mijn lichaam weet niet goed hoe het erop moet reageren of anticiperen. ‘We zullen zien hoe lang je dat volhoudt.’
Het klinkt als een uitdaging, maar ook nu weet ik dat ik niet als winnaar uit de bus zal komen. Ik ben geen bijdehand persoon, ik ben een pleaser, maar deze situatie heeft een opstandigheid in me veroorzaakt die ik nog nooit eerder heb gevoeld. Tot nu toe blijft het wel vooral bij een gevoel, want ik weet nog niet zo goed hoe ik erop moet reageren.
Hij pakt mijn kaak weer vast en doet weer een poging om me te kussen, maar ik pers wederom mijn lippen stijf op elkaar. Dat amuseert hem blijkbaar, want ik voel zijn tanden tegen mijn lippen als hij een zacht lachend geluid produceert. Zijn heupen maken weer een beweging naar voren en hoewel ik die stomme kriebels weer voel, weet ik daar aan de buitenkant niets van prijs te geven.
Maar dan doet hij het nog eens.
En nog eens.
Het moment waarop een mini zuchtje uit mijn mond ontsnapt, is het moment waarop hij toeslaat. Zijn tong belandt in mijn mond en ik wil hem bijten, maar voordat ik mijn tanden goed en wel in hem kan zetten, trekt hij zich terug. Zijn ogen kijken vurig in de mijne en naast woede zie ik ook een kleine twinkeling van vermaak. ‘Als je me nog één keer bijt…’ Hij klinkt dreigend, dominant en arrogant. En een tikkeltje geamuseerd. ‘… dan sla ik je zo hard dat je een week niet kunt zitten.’
Verbijstering nummer vier.
Of vijf.
Ik ben de tel kwijt.
‘Mond open,’ eist hij weer. Ditmaal doe ik wel wat hij vraagt, omdat hij toen ik de vorige keer niet luisterde zijn vingers zo diep in mijn keel stak dat ik even dacht dat ik zou stikken en dat gevoel wil ik niet nog een keer ervaren. Zijn ogen verplaatsen zich naar mijn mond en hij knikt kort en tevreden, wat me een vreemd gevoel van voldoening oplevert. ‘Braaf meisje. Steek je tong eens uit.’
Ook dat doe ik, maar daar heb ik direct spijt van als hij zijn gezicht naar voren brengt en mijn tong zijn mond in zuigt. Het is een gek, beetje vies gevoel en ik wil me terugtrekken, maar heb geen bewegingsruimte met zijn hand om mijn kaak en mijn achterhoofd tegen de muur. De eerste paar seconden of misschien minuten bestaan daarom letterlijk uit tongworstelen, waarbij ik in alle hevigheid probeer om te ontsnappen aan hem.
En dan opeens… geef ik me over.
Ik weet niet precies hoe of waarom het gebeurt, maar de spanning in mijn spieren zakt weg en smelt tegen hem aan. Ik ga mee in zijn bewegingen en probeer hem niet langer weg te duwen of mijn tong terug te trekken uit zijn mond, maar laat me door hem kussen op de meest hongerige manier die ik ooit heb ervaren.
Een diepe, tevreden kreun als reactie op mijn overgave trilt omhoog vanuit zijn borstkas en ik wist niet dat het mogelijk was, maar hij duwt zijn lichaam nog meer tegen het mijne. Ik sta volledig klem tussen hem en de muur en het is lastig om normaal adem te halen nu hij mijn mond verslindt.
Ik weet niet hoe lang de kus duurt, het voelt lang, maar ook heel kort, en ik sta hevig te hijgen als hij mijn mond eindelijk loslaat. Hij ziet er daarentegen onaangedaan uit. ‘Ik wist wel dat je het in je had,’ prijst hij me, al weet ik niet goed hoe ik dat compliment moet opvatten. ‘Ga op je handen en knieën zitten.’
Zonder af te wachten of ik doe wat hij zegt, zet hij een stap naar achteren en loopt bij me vandaan. Hij gaat naar de ladekast, waardoor ik weer bewust word van het ding om mijn hals dat hij er eerder uit heeft gepakt. Ik breng mijn handen omhoog en raak het stugge leer aan, dat als een halsband om mijn nek zit. Aan de voorkant zit een metalen ring, waar ik mijn vinger even doorheen steek.
Wat de fuck is dit?
Mijn aandacht wordt afgeleid door zacht gerinkel van metaal en als ik mijn hoofd draai zie ik dat hot daddy een ketting van metalen schakels van de ladekast pakt. Zodra hij zich omdraait en ziet dat ik zijn bevel niet heb opgevolgd verduistert zijn blik. ‘Ik geef je één tel om te doen wat ik zeg en anders geldt hetzelfde als bij dat bijten.’
Ik slik. Dan slaat hij me zo hard dat ik een week niet kan zitten. Wil ik erachter komen wat hij daarmee bedoelt? Nee, maar ik ben ook niet van plan om te doen wat hij zegt. Oké, ik heb net een kort moment mijn zelfverdediging laten zakken tijdens die kus, maar dat betekent niet dat ik me nu als een gewillig slachtoffer ga gedragen. Ik wil nog steeds weg en draai daarom mijn hoofd naar de deur, om te zien of deze nog steeds op een kier staat. Zo ja, dan is dit het moment om weg te rennen, want ik ben bang dat hij me daarna letterlijk aan een ketting legt en ik hier nooit meer wegkom.
De deur staat nog op een kier, maar gek genoeg staat er iemand.
Een vrouw, om precies te zijn.
Ze steekt een beetje ongemakkelijk haar hand op en haar blik gaat van hem naar mij. ‘Hoooi!’ roept ze vrolijk. Ze kijkt op haar horloge. ‘Ben ik laat?’
‘Wie ben jij?’ vraagt hij op een onvriendelijke toon.
Ze brengt haar blik omhoog van haar horloge en kijkt hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Ik ben je escort. Je had mij besteld?’
Zijn blik gaat naar mij en zowel schok als minachtig tekenen zijn gezicht. Het is heel anders dan de blikken die hij me net gaf en ik weet niet aan welke ik de voorkeur geef. ‘Wie de fuck ben jij dan?!’