EPILOOG

James

Ik hang het lijstje met de donkere tekening van Isabel op aan het zojuist door mij gemonteerde haakje. Ik moet toch iets te doen hebben in de tijd dat Isabel me laat wachten. Geduld is nooit mijn sterkste karaktereigenschap geweest en ook vandaag weer stelt Isabel me behoorlijk op de proef.
‘En dit is de woonkamer,’ hoor ik achter me. Het is Megan die met Chico – ons nieuwe hondje – op haar arm rondloopt op de boot die Isabel en ik gekocht hebben. Ik heb geen flauw idee waarom ze het nodig vindt om een hond een rondleiding te geven, maar ik vermoed dat zij zich, net als ik, verveelt. ‘En daar is je papa.’
‘Megan, doe normaal. Ik ben zijn baas.’ Ik schud mijn hoofd en duw nog een keer tegen het lijstje, zodat het recht op de haak hangt. ‘Zijn ze nog steeds afscheid aan het nemen?’
‘Jep.’ Megan giechelt als ze mijn geërgerde zucht hoort. ‘Stel je niet zo aan, Jamie. Je hebt haar hierna helemaal voor jou alleen. Geef ze even de tijd.’
‘Ik heb ze al een fucking uur de tijd gegeven.’ Ik draai me om en loop via de kajuit naar buiten, waar Isabel inmiddels al voor de honderdste keer haar moeder een knuffel geeft. Het is vast allemaal heel aandoenlijk wat hier gaande is, maar ik ben mijn geduld nu echt verloren. ‘Zullen we gaan?’
‘Ja-ha!’ Isabel werpt een boze blik in mijn richting en draait zich meteen daarna weer om naar haar moeder. ‘We hebben geen haast,’ hoor ik haar tot overmaat van ramp ook nog zeggen.
‘Ik wel,’ roep ik, maar ik word genegeerd.
De afgelopen drie weken gingen tergend langzaam voorbij en ik ben dit land inmiddels meer dan zat. Isabel kwam zelf met het idee om samen een boot te kopen en te gaan varen. Het was blijkbaar een droom van haar om dat ooit nog te doen en ik verwezenlijk maar al te graag haar dromen — zolang ze niet uit trio’s met andere mannen bestaan.
Isabel wilde in eerste instantie haar ketting aan Esteban teruggeven, maar ik heb haar duidelijk weten te maken dat dat naïef zou zijn. Hij gaat ons waarschijnlijk nooit meer met rust laten en het wel of niet teruggeven van haar ketting zou daar niets aan veranderen.
Voor nu hebben we hem even om de tuin kunnen leiden met een replica van haar ketting. Een betere, duurdere en mooiere versie dan de vorige replica die ik had laten maken. Het zal ons heel even de tijd geven om hier weg te komen.
We zullen nu moeten vluchten en eigenlijk was dat het laatste wat ik voor Isabel wilde. Voor mij is deze levensstijl al bekend, maar voor haar is het geheel nieuw. Ik heb haar duidelijk gemaakt dat er nu ook geen weg meer terug is, dat ze nu voor altijd aan mij vastzit, want zodra ze bij me weggaat, is het slechts een kwestie van tijd voordat Esteban haar zal vinden. Dat laat ik niet gebeuren en Isabel heeft me ervan verzekerd dat ze niet bij me weg zal gaan.
Ik vraag me af hoe lang het duurt, voordat ze alsnog wegrent — we weten namelijk beiden dat dit moment ooit zal aanbreken. Zolang ze daarna ook altijd weer terugkomt, kan ik daar mee leven.
‘Ga maar bij je papa,’ hoor ik Megan zeggen en ze duwt ons mini-hondje in mijn armen. Ik kijk haar ietwat ongemakkelijk aan, omdat ik nog niet goed weet wat ik met dit beestje moet.
Isabel stond erop dat we een hond zouden kopen, dus we hebben een zwart keeshondje uit het asiel gehaald, die voorheen van een – inmiddels overleden – zeeman is geweest.
Een fucking keeshondje.
Dat beest heeft de grootte van een konijn en blaft zowat de hele dag. Het zal een hele verandering zijn, aangezien ik een rottweiler gewend ben, maar Isabel is er blij mee — en dus ben ik dat ook.
Ik loop naar Isabel en duw de hond in haar armen. ‘Pak jij hem even?’ Zo voorkom ik in ieder geval dat ze haar moeder nog een keer kan knuffelen en hopelijk betekent dat ook dat we zo kunnen vertrekken.
Ons plan is om als eerste Niko op te zoeken, die momenteel ergens in Marokko zit met een of andere chick. Blijkbaar heeft hij iemand gevonden waarmee hij het langer dan één dag volhoudt en dat is nogal wonderbaarlijk. Ik ben erg benieuwd naar het type vrouw dat voor zo’n zieke klootzak als hij is gevallen… ook al ben ik wel de laatste persoon die een oordeel mag hebben over hun relatie. Isabel is immers ook voor mij gevallen – en ik voor haar, keihard – en dat is ook tegen alle verwachtingen in gebeurd.
‘Laten we dan maar gaan,’ zucht Isabel, alsof ze met tegenzin gaat vertrekken. Ik weet inmiddels dat dit slechts haar angst voor het onbekende is en dit ook weer zal verdwijnen, zodra we zometeen onderweg zijn. ‘Ben je klaar?’
Meent ze dit nou?
‘Al een fucking uur,’ antwoord ik geërgerd. ‘Heb je nog meer domme vragen?’
Voordat we alweer in een ruzie kunnen vervallen, legt haar moeder haar hand op mijn bovenarm en vraagt ze: ‘Let je een beetje op haar, Jamie?’
Ik weet niet zo goed waarom haar vraag een goed gevoel bij me teweegbrengt. Eerder ervaarde ik deze zelfde vraag namelijk als beledigend. Het voelt nu alsof ze hiermee wil zeggen dat ze mij haar dochter toevertrouwt. Het zou me niets moeten kunnen schelen, want ze is van mij en niemand… fuck it, het kan me wel iets schelen.
Ik knik kort en sla beschermend mijn arm om Isabels schouders. ‘Altijd, mevrouw.’