HOOFDSTUK 14
Isabel
Ik ontwaak de volgende ochtend - of misschien is het inmiddels al middag - vrij laat en ik voel meteen dat we aan het varen zijn. Vannacht heb ik nog vrij lang wakker gelegen en uiteindelijk heb ik mezelf in slaap gehuild, waardoor mijn ogen nu rood en gezwollen zijn.
Op het nachtkastje naast mijn bed staan een klein schaaltje, gevuld met fruit, en een glas water. Mijn mondhoek krult onwillekeurig omhoog, maar ik rol tegelijkertijd ook met mijn ogen, omdat dit gebaar - zoals alles aan James - behoorlijk verwarrend is. Het ene moment is hij de grootste klootzak die ik ooit ontmoet heb en vervolgens is hij weer super lief en bedachtzaam.
Ik weet gewoon echt niet wat ik van hem moet denken.
Wat ik gisteren weer over Sebastian heb gehoord, helpt daar ook niet echt aan mee. Het laat me twijfelen aan mijn mensenkennis - iets waar ik sowieso al niet heel zeker over was - en het zorgt ervoor dat ik geen vertrouwen in mijn beoordelingsvermogen heb. Ik durf er gewoonweg niet vanuit te gaan dat James goede bedoelingen heeft, want de kans dat ik er alweer naast zit, is aanzienlijk groot.
Ik eet het fruit op een rustig tempo op en kijk ondertussen de hele tijd naar de bruinrode streep aan de voorkant van mijn shirt. Het is het bloed wat James gisteren aan mijn shirt afgeveegd heeft en wellicht is het wel zo fris als ik het shirt zometeen vervang met een schone versie.
Aangezien ik daadwerkelijk weinig kleding mee heb genomen - en ja, ik ben stiekem ook wel heel erg gek op de geur waarmee zijn kleding bedekt is - besluit ik om een schoon shirt uit de kledingkast van James te pakken. Hij heeft immers gezegd dat ik zijn shirt mag dragen, zo vaak als ik wil.
Op de onderste plank in zijn kledingkast ligt een stapel met ontelbaar veel shirts in verschillende kleuren. Tijdens het doorzoeken van de stapel - op zoek naar een kleur die me bevalt - wordt mijn aandacht echter getrokken door een klein kistje, dat achter de stapel verstopt lijkt te zijn. Het doet me denken aan een soort schatkist, bruin met gouden details, en maakt me daarom ontzettend nieuwsgierig.
Ik weet dat het me niets aangaat en dat het onbeleefd is om in andermans spullen rond te neuzen, maar ik sta nou eenmaal niet bekend om mijn goede manieren of om het beheersen van mijn impulsen. Nog voordat ik er goed en wel over nagedacht heb, schuif ik de stapel shirts al opzij en heb ik het kistje op de vloer van de slaapkamer gezet.
Godzijdank zit er geen slot op!
Ik heb niet echt verwachtingen van de inhoud van het kistje - oké, misschien ga ik er onbewust vanuit dat er daadwerkelijk een schat in zit, juwelen of zo - maar zodra ik het dekseltje omhoog til, ben ik alsnog behoorlijk verbaasd… misschien zelfs geshockeerd.
Als eerste valt mijn oog op twee glimmende pistolen, maar dat is gek genoeg niet het meest verontrustende. Daaronder ligt namelijk een stapel met tientallen paspoorten.
'Wat de fuck…' fluister ik, terwijl ik het ene na het andere paspoort opensla.
Alle paspoorten - van verschillende nationaliteiten - zijn van James, alleen staat niet in alle paspoorten dezelfde naam. Soms is slechts zijn achternaam anders, maar in sommige gevallen is ook zijn voornaam anders. Het enige dat op elk paspoort hetzelfde is, is zijn foto.
Vervalst hij paspoorten?
Maar waarom heeft hij dan zo veel versies van zijn eigen paspoort?
Wat moet iemand überhaupt met zo veel verschillende paspoorten?
Ik heb geen idee hoe lang ik precies met het kistje op mijn schoot op de vloer zit, maar uiteindelijk hoor ik dat er iemand - dat kan dus alleen maar James zijn - rondloopt in de kajuit. Ik stop alle paspoorten zo vlug mogelijk terug in het kistje en zet alles weer terug op de plek waar ik het eerder aangetroffen heb. Daarna neem ik bloednerveus plaats op de rand van het bed, geen idee hoe ik me nu moet gedragen. Ik friemel wat aan mijn haren en ik kom waarschijnlijk ontzettend nerveus over; bang om betrapt te worden.
Rustig, Isabel. Ik heb alles op precies dezelfde plek teruggelegd, dus zolang ik mijn mond houd, weet hij niet dat ik dat gezien heb. Ik adem diep in en voel intussen dat mijn hartslag zowat driehonderd slagen per minuut is.
'O, je bent wakker,' hoor ik vervolgens. Ik schrik van zijn stem en schiet een klein beetje omhoog van mijn plek, ook al hoorde ik hem aan komen lopen.
'Ja,' antwoord ik met een schorre stem, terwijl ik mijn uiterste best doe om recht in zijn lichtgroene ogen te kijken. De woorden doe normaal blijven zich in mijn hoofd herhalen, maar ik doe op dit moment allesbehalve normaal. 'Ik heb je fruit opgegeten,' flap ik er vervolgens uit, alsof ik bang ben dat hij anders boos op me wordt. Misschien ben ik daar ook bang voor, maar dat ik de behoefte voel om het aan hem mede te delen, is gewoonweg kinderachtig.
Al zie ik het ook als mijn redding. Ik heb namelijk zojuist in een split-second besloten dat ik me voorbeeldig ga gedragen en dat ik, zodra we bij de Dominicaanse Republiek aankomen, mijn kans grijp om hier weg te komen. Dat was al vanaf ons vertrek mijn plan, want ik heb al de hele tijd door dat er iets niet klopt en dat gedoe met die paspoorten bevestigt dat alleen maar nogmaals.
'Gaat alles goed met je?' vraagt hij vervolgens en ik ben voor heel even bang dat hij alsnog aan me gezien heeft dat ik me apart gedraag. 'Na gisteravond,' voegt hij er gelukkig nog aan toe. Op een vreemde manier klinkt hij oprecht bezorgd. 'Het is echt niet jouw schuld, dat Sebastian zich anders heeft voorgedaan.'
Ik knik, omdat ik niet goed weet hoe ik er verder op moet reageren. Op dit moment ben ik gewoon niet bezig met Sebastian en zijn bedrog. Hij is namelijk niet de enige die zich anders voordoet, aangezien James blijkbaar meerdere identiteiten heeft.
Wat moet iemand in godsnaam met zoveel identiteiten?
Is James wel zijn echte naam?
Het doet er niet toe, want ik vertrek zometeen en dan hoef ik hem nooit meer te zien. Dat is het allerbeste, al weet ik niet goed waarom ik dat tegen mezelf moet zeggen. Ik zou moeten weten dat dit het beste is, zonder dat mijn geweten me dat verduidelijkt.
'Hoe lang zijn we nog onderweg?' vraag ik, zodat ik ongeveer een tijdsindicatie heb hoelang ik me nog voorbeeldig moet gedragen.
'Nog even.' Wat een vaag antwoord. Nu weet ik nog niets. 'Ik wilde het daar nog met je over hebben, omdat ik zo bot tegen je was toen ik zei dat je niet van deze boot af mag.' Hij neemt naast me plaats op de rand van het bed en ik schuif automatisch een stukje naar achteren. Het is duidelijk dat hij het opmerkt, maar hij zegt er niets over. 'Ik heb zometeen eerst een afspraak en ik wil nog steeds dat je dan hier blijft, maar daarna…'
Hij blijft even stil en ontwijkt mijn ogen. Het lijkt bijna alsof hij zich opeens ongemakkelijk voelt, maar dat kan ik me amper voorstellen. 'Daarna wat?' vraag ik ongeduldig — en ja, ik ben ook behoorlijk nieuwsgierig.
'Ik wil je mee uit nemen.'
'Mij mee uit nemen?!' Mijn stem is luider dan mijn bedoeling is en er schiet een ongewilde kriebel door mijn buik. Het slaat helemaal nergens op dat ik zo reageer, want ik ben niet eens van plan om hier te blijven.
'Ja, ik dacht…' Hij haalt zijn schouders op en lacht even. O wow, hij voelt zich daadwerkelijk ongemakkelijk en het is ronduit schattig. Niets aan hem is schattig, maar dit… ik ben blij dat ik zit, want anders zouden mijn knieën spontaan slap worden. 'Ik dacht dat je dat misschien wel leuk zou vinden.'
Ik knik, want ik kan niet ontkennen dat een deel van mij hier daadwerkelijk enthousiast door raakt. Ik ben echter nog steeds van plan om te vertrekken, zodra we aan wal zijn… ook al knaagt er nu een klein beetje een schuldgevoel aan me.
'Er is alleen één klein probleem.' Hij pakt mijn linkerhand vast en ik verstijf voor een kort moment. In plaats van terug te trekken, staar ik wat naar onze handen. 'Ik weet ondertussen hoe eigenwijs je bent en ik weet ook vrij zeker dat je het niet gaat volhouden om hier te blijven, totdat ik terugben…' Een stemmetje in mijn hoofd blijft tegen me zeggen dat ik mijn hand weg moet trekken, maar wanneer ik er eindelijk op probeer te reageren, klemt hij mijn hand zo stevig vast dat het geen zin meer heeft. 'Ik doe dit alleen maar voor je eigen veiligheid.'
Ik wil hem vragen wat hij bedoelt, maar ik krijg het antwoord al meteen, zodra ik een koud en hard metaal rondom mijn pols voel; een verdomd loeizware handboei. Ik ruk aan mijn arm, ook al weet ik dat het geen enkele zin heeft. 'Doe normaal, jij freak!' Mijn voorbeeldige gedrag is wederom overboord gesprongen, omdat ik me nu realiseer dat het geen enkel effect heeft hoe ik me gedraag. James doet toch waar hij zin in heeft. 'Jij bent echt niet goed bij je hoofd!'
'Stel je niet zo aan.' Hij trekt mijn linkerarm - en de rest van mijn lichaam - naar achteren, naar de hoofdzijde van het bed, en bevestigt het andere uiteinde van de handboei aan een metalen stang. 'Ik doe dit alleen maar, zodat je geen domme dingen doet en straks in je eentje de straat op gaat. Ik ga je geen pijn doen.'
'O, nou… wat een opluchting,' mompel ik sarcastisch. Ik doe een poging om hem te schoppen en raak zijn heup met mijn knie. Hij lacht alleen maar en ik kan wel janken, omdat ik meteen besef hoe hulpeloos ik weer ben. 'Ik had nooit met jou op je stomme boot moeten gaan!'
'Trek niet zo hard aan je arm. Ik wil niet dat je jezelf pijn doet,' is het enige wat hij nog zegt, voordat hij de slaapkamer weer verlaat en mij vastgeketend aan zijn bed achterlaat.
Het voelt vervolgens alsof ik een eeuwigheid vastgeketend lig aan het bed. Ik hoorde al vrij snel dat we ergens aanmeerden en toen heb ik een tijdje geroepen, geschreeuwd en zelfs even gehuild.
Niets hielp, want niemand kwam mij helpen.
Daarna begon het eindeloze wachten en aangezien ik geen klok had, heb ik geen idee hoelang het exact duurde. Uiteindelijk ben ik zelfs uit verveling even in slaap gevallen en ik werd pas weer wakker, toen ik iemand over het dek hoorde lopen.
Ik dacht dat ik ondertussen wel wist hoe gestoord James was en mijn piek, wat betreft angstgevoelens, inmiddels wel bereikt had. Niets is echter minder waar, want wat ik nu zie, overtreft werkelijk alles.
Bloed. Zowat elke centimeter van zijn lichaam lijkt bedekt te zijn door bloed, alsof hij er een bad in heeft genomen. Van zijn haren, tot aan zijn schoenen; overal zie ik bloed.
Ik weet niet eens of het zijn eigen bloed is, of dat het van iemand anders afkomstig is. Aan de manier waarop hij loopt, kan ik echter niet opmaken dat hij gewond is, dus ik vermoed dat het andermans bloed is.
O mijn god. Hij ziet eruit alsof hij iets - of iemand - afgeslacht heeft.
Ik durf niet te bewegen, geen enkel geluid te maken. Misschien merkt hij mij daarom niet op, maar het ziet eerder uit alsof hij in een soort trance zit of zo. Ik durf niet eens met mijn ogen te knipperen, als hij regelrecht doorloopt richting de douche. Ik ben misselijk en heb het gevoel alsof ik elk moment flauw kan vallen, maar mijn veel te hoge hartslag laat dat niet toe.
Het voelt alsof ik ben ontwaakt in een droom. Een hele zieke nachtmerrie.
Het lijkt erop dat hij vergeten is dat ik hier ben en ik zou willen dat dit mijn kans was om weg te glippen, maar helaas kan ik geen enkele kant op. Uiteindelijk zal hij mij opmerken - dat is onvermijdelijk - en dan… Shit, wat dan?
'James!' Mijn ademhaling blijft in mijn keel vasthangen, wanneer ik plots een onbekende stem hoor - overduidelijk een mannenstem - gevolgd door voetstappen die steeds dichterbij komen.
Ik lig nog steeds stokstijf op het bed, mijn linkerarm vast geboeid, als ik vervolgens oog in oog kom met iemand die ik nog nooit eerder gezien heb. Hij lijkt net zo verbaasd over mijn aanwezigheid, als ik over de zijne — al zit er bij mij duidelijk een grote hoeveelheid angst bij.
Lichtblauwe ogen, donkerblond haar, misschien wel twee meter lang en in één woord een spierbundel, op een angstaanjagende manier. O, klein detail: hij is - net als James - compleet bedekt met bloed.
Heeft hij zojuist met James gevochten?
Hebben ze samen tegen iemand gevochten?
Horen zij bij elkaar?
Ik weet niet wat ik moet denken, maar de blik in zijn ogen bevalt me voor geen meter. Ondanks dat hij lichtblauwe ogen heeft, zijn ze behoorlijk donker. Het lijkt op een soort mengeling van lust, woede en leegheid. Hij ziet eruit alsof hij daadwerkelijk geen geweten heeft.
Er komt wat gal in mijn keel omhoog wanneer hij met zijn tong langs zijn onderlip likt, vooral omdat diezelfde lip bedekt is met bloed en hij dat nu in zijn mond krijgt. 'En wie ben jij dan?' Hij spreekt Engels, met een sterk Oost-Europees, of misschien Russisch, accent.
Ik schud mijn hoofd, omdat het me niet lukt om een woord te produceren, en kruip wat naar achteren op het bed. Wanneer zijn blik naar de onderkant van mijn shirt schiet, trek ik snel aan de stof, om mezelf zo goed mogelijk te bedekken.
'Niet bang zijn, pop.' Door de manier waarop hij lacht, word ik echter doodsbang.
En wanneer hij met zijn hand naar me reikt, lukt het me eindelijk om geluid te produceren.
Ik begin keihard te gillen.