HOOFDSTUK 2

Isabel

Ik breng mijn hand naar beneden, zodat de onderkant van het lage tumbler-glas het blad van de tafel raakt. Het puntje van mijn tong glijdt als vanzelf langs mijn lippen en mijn ogen sluit ik voor heel even, om de smaak van de pure, bruine rum op me in te laten werken. De vloeistof laat een hint van karamel op mijn tong achter, alvorens het zich middels een brandend spoor richting mijn keel verplaatst.
Eigenlijk ben ik helemaal geen drinker. Ik drink alleen bij speciale gelegenheden zoals kerst, oudejaarsavond en heel soms wanneer er een feestje is. Nu is het echter allesbehalve feest, want ik bevind me momenteel in een gigantisch diep dal, met deze rum als mijn enige overgebleven vriend.
Het besef dat ik helemaal alleen ben nu, dringt langzaam maar zeker tot me door, nu de adrenaline mijn lichaam begint te verlaten. Door zo’n drie kwartier geleden mijn relatie abrupt te beëindigen, heb ik alle banden verbroken met mijn overgebleven contacten. Toen ik acht maanden geleden de keuze maakte om voor de liefde van mijn leven te emigreren naar Puerto Rico, heb ik al al het contact met mijn eigen familie verbroken.
Ik heb Sebastian ongeveer anderhalf jaar geleden ontmoet, toen ik in de zomer na mijn afstuderen op een Amerikaans cruiseschip werkte. Tijdens onze stop in San Juan kwam ik hem tegen op mijn vrije middag, die ik vervolgens geheel met hem heb doorgebracht. Het klikte eigenlijk meteen, al had ik toen nog geen idee dat ik voor hem naar de andere kant van de wereld zou verhuizen.
Toen ik terug was in Nederland hebben we altijd contact gehouden, wat voornamelijk bestond uit bellen en chatten. Uiteindelijk heb ik na een half jaar besloten om te emigreren.
Mijn moeder heeft hem nooit ontmoet, maar ik denk dat ze het idee dat ik naar de andere kant van de wereld zou verhuizen, niet zo prettig vond. Dit resulteerde uiteindelijk in het afdwingen van een keuze bij mij door mijn moeder, waarin ik twee opties had: óf ik koos voor mijn familie in Nederland, óf ik koos voor een leven met Sebastian in Puerto Rico.
Aangezien ik nu moederziel alleen in San Juan zit, zonder verblijfplaats en met amper voldoende geld om de rest van de week door te komen, lijkt het me vrij duidelijk wat mijn keuze was. Wellicht was mijn beslissing om meteen al het contact te verbreken nogal impulsief, maar dat hoort misschien ook wel een beetje bij mij. Ik ben een doener, dus ik doe eerst, voordat ik ergens goed en wel over nadenk.
Ik heb echter nooit spijt van de dingen die ik doe, want ik doe nou eenmaal niet aan spijt. Ik geloof in het lot en dat al mijn keuzes - ook de onverstandige - me uiteindelijk zullen brengen naar de plek waar ik moet zijn, zolang ik maar mijn hart volg. Ik heb geen idee waar die plek is - ik dacht namelijk dat het Puerto Rico was - maar ik ga er vanuit dat ik het wel merk, zodra ik daar ben.
De afgelopen acht maanden heb ik daarom geen moment achterom gekeken, maar vooral geprobeerd om vooruit te kijken. Mijn verleden kan ik niet meer veranderen, maar mijn toekomst ligt nog altijd helemaal open… ook al ziet het er momenteel alles behalve rooskleurig uit.
Mijn telefoon trilt hard op het houten tafelblad en wanneer ik een blik op het beeldscherm werp, zie ik Sebastians naam verschijnen. Ik rol met mijn ogen, druk het gesprek weg en zet de trilstand van mijn telefoon uit.
Ik heb op dit moment geen behoefte om met iemand te spreken en al helemáál niet met Sebastian.
Zoals elke donderdagavond, ging ik ook vanavond hardlopen. Vaak ben ik dan een paar uur van huis weg. Vanavond ben ik echter eerder terug naar huis gegaan, vanwege een opkomende storm. Het orkaanseizoen staat op het punt om te beginnen en ik had geen zin om midden in een tropische bui terecht te komen. Het schijnt dat het er hier soms nogal heftig aan toe kan gaan, als ik de verhalen mag geloven.
Toen ik thuiskwam, merkte ik echter meteen dat er iets aan de hand was. Het was verdacht stil in huis, totdat ik opeens een luide kreun hoorde. Toen ik op onderzoek uitging, trof ik Sebastian samen met een andere vrouw in ons bed.
Alsof dat nog niet erg genoeg was, durfde die klootzak daarna ook nog doodnormaal tegen me te zeggen; 'Je kunt toch nergens naartoe, dus accepteer deze situatie nou maar gewoon.' Ik dacht dat ik helemaal gek werd, toen ik dat hoorde.
Sebastian heeft blijkbaar geen idee wie ik ben, want ik laat me door níemand zo in een hoekje drijven. Waarschijnlijk dacht hij misbruik te kunnen maken van mijn - in zijn ogen - kwetsbare positie, als jonge vrouw, helemaal alleen in een vreemd land. Ik ben me er echter zeer goed van bewust dat ik te allen tijden een keuze heb, hoe deprimerend sommige keuzemogelijkheden - zoals nu - ook zijn.
Ik heb gekozen, meteen en zonder te twijfelen. Dat heb ik gedaan door mijn grote, knalroze weekendtas uit het opberghok te trekken, deze zo snel mogelijk vol te proppen met spullen en vervolgens - zonder nog iets tegen Sebastian te zeggen - te vertrekken. Ik denk dat er hooguit vijf á tien minuten tussen het voorval en mijn vertrek zaten.
Vanuit mijn ooghoek zie ik dat er iemand naast mijn tafeltje is komen staan, dus ik neem het lage tumbler-glas in mijn hand - nog voor de helft gevuld met bruine rum - voor het geval het een serveerster is, die me bij wil komen schenken. Mijn budget staat het helaas niet toe om op een hoog tempo te drinken, dus ik kan maar beter een beetje rustig aan doen en aan mijn glas nippen.
'Hier ben je dus,' hoor ik opeens een lage, diepe mannenstem, in het Spaans, tegen me zeggen.
Zijn opmerking is nogal apart, maar ik word vooral afgeleid door zijn stemgeluid, omdat het iets met me doet, al weet ik niet zo goed wat het is. Mijn boosheid overheerst nog steeds - vanwege alles wat er in het afgelopen uur gebeurd is - en gezelschap is wel het laatste waar ik nu op zit te wachten.
'Ik spreek geen Spaans,' mompel ik daarom, kortaf en ongeïnteresseerd, in het Engels terug, terwijl ik mijn glas langzaam richting mijn lippen breng.
Ik laat mijn glas echter ergens halverwege mijn mond in de lucht zweven, omdat ik zie dat hij om mijn tafeltje heen loopt en vervolgens op de stoel tegenover mij plaats wil nemen. Ik hoopte hem eigenlijk meteen af te poeieren, maar blijkbaar heeft hij in mijn onaardige gemompel een uitnodiging gehoord, om ongevraagd bij mij aan te schuiven.
'Hé, hállo! Ik heb…', ik stond op het punt om hem op een behoorlijk botte toon te vertellen dat ik geen behoefte aan gezelschap heb, maar zodra ik mijn blik omhoog laat gaan, ben ik mijn spraakvermogen opeens volledig verloren.
Ik kijk recht in twee lichtgroene ogen. Ze zijn zo ontzettend licht, dat het bijna lijkt alsof ze helemaal geen kleur bevatten en de irissen slechts omlijnd worden door een grijsgroene rand. Ze steken ontzettend af tegen zijn olijfkleurige huid, donkere wenkbrauwen en zijn opgeschoren donkerbruine - bijna zwarte - haar, dat aan de bovenkant wat langer is en warrig en nonchalant naar achteren valt.
Op het moment dat hij plaatsneemt op de stoel tegenover mij, streelt de zwakke buitenverlichting zijn hoornvlies even, wat zijn ogen zilver doet oplichten. Op de een of andere manier is het ontzettend moeilijk om niet naar zijn ogen te kijken. Het voelt alsof ik er de hele tijd naartoe getrokken word, omdat ze het bewonderen waard zijn.
'Wilde je wat zeggen?' vraagt hij, deze keer in het Engels.
Ik ben me er vaag van bewust dat ik iets wilde zeggen, maar ik heb geen idee wat… of waarom, dus ik schud mijn hoofd. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit zo van mijn stuk ben gebracht, alleen maar door het knappe uiterlijk van een man.
Ik houd mijn glas nog steeds ergens tussen het tafelblad en mijn mond, zonder een slok te hebben genomen. Mijn handen trillen een klein beetje, waardoor de bruine rum onstuimig door mijn glas kolkt. Ik breng mijn hand daarom snel omlaag, in de hoop dat het hem niet is opgevallen hoe nerveus ik ben.
Ik neem vervolgens een lok van mijn rossige haren tussen mijn wijs- en middelvinger en friemel er wat mee, omdat ik opeens een bizarre drang heb om aan mijn haren te frutselen.
Zijn houding is geheel ontspannen, ietwat nonchalant, maar vooral erg zelfverzekerd, alsof hij dagelijks zomaar bij onbekende vrouwen aan tafel schuift. Ik durf te wedden dat er weinig vrouwen zullen bestaan, die hem wegsturen. Niet alleen vanwege zijn verbluffende uiterlijk, maar ook vanwege zijn uitstraling.
Blijkbaar behoor ik ook tot die groep vrouwen, die hem niet weg kan sturen. Het enige wat mij wel lukt is beschamend en opvallend naar hem staren, al vermoed ik dat hij er zelf weinig last van heeft, want hij negeert mijn gestaar moeiteloos.
Hij wenkt naar een knappe, rondborstige serveerster, die hij vervolgens een oogverblindende glimlach schenkt. O mijn god, ik dacht dat ik net al wegsmolt door zijn ogen, maar zijn lach is pas écht fenomenaal!
Nu hij zijn ogen even niet meer op mij gericht heeft en zijn aandacht volledig naar de serveerster uitgaat, besef ik opeens dat dit een behoorlijk vreemde situatie is en dat hij nogal onbeschoft is, door zomaar bij me aan tafel aan te schuiven.
Wellicht zou ik op een andere avond meer interesse hebben, maar vanavond wil ik slechts in het gezelschap van mijn goede vriend rum mijn boosheid wegdrinken.
'Zou je weg willen gaan?' vraag ik op een toon die tussen beleefdheid en botheid in schommelt. Wellicht is het behoorlijk onbeleefd om door hem heen te praten, aangezien hij net zijn bestelling aan de serveerster aan het doorgeven was.
Hij valt meteen stil en draait zijn hoofd in mijn richting, waardoor die zilveren parels op me gericht worden. O shit, zodra hij me aankijkt, lijkt het alsof mijn verstand ervandoor gaat en mij achterlaat als een zielig en hersenloos hoopje ellende.
Zijn antwoord bestaat simpelweg uit het woord nee, waarna hij zijn praatje met de serveerster weer oppakt en ik achterblijf met een behoorlijk versnelde ademhaling en een hartslag die inmiddels tot het plafond is gestegen.
Wat bezielt me in godsnaam?
Sinds wanneer ben ik zo’n type meisje?
Ik ben verdomme nog geen uur geleden volledig in het diepe gesprongen, door mijn relatie te verbreken met mijn enige contact in dit vreemde land, maar ik durf deze man - die ik helemaal niet ken en die mij ongevraagd komt storen - niet eens tegen te spreken.
Ik schraap mijn keel en sta op het punt om wederom door hem heen te praten, als ik plots word afgeleid, doordat hij het bovenste knoopje van zijn zwarte overhemd losmaakt. Ik vraag me af waarom hij dat doet, want het leidt me ontzettend af en… shit, nu blijf ik de hele tijd naar dat zojuist ontblote stukje huid kijken.
Dat hij zijn ellebogen en onderarmen op het tafelblad plaatst en daarbij een beetje voorover leunt, helpt ook totaal niet mee. Nu kan ik opeens niet stoppen met het fantaseren over de rest van zijn lichaam.
Mijn blik wordt naar zijn adamsappel getrokken, die snel op en neer beweegt, wanneer hij slikt. Alsof mijn lichaam hem onbewust probeert te spiegelen, doe ik ook een poging tot slikken… maar mijn keel is opeens gortdroog, waarschijnlijk veroorzaakt door mijn oppervlakkige ademhaling.
'Kun je het zien?'
O shit, ik voel me meteen betrapt en sla gegeneerd mijn ogen neer. Zijn toon is niet geërgerd, eerder geamuseerd, maar alsnog vind ik het beschamend dat hij doorheeft hoe ik naar hem aan het staren was.
Dit is sowieso een belachelijke situatie, want nog geen uur geleden dacht ik gelukkig te zijn met Sebastian. Of, nou ja… Ik weet niet of ik echt gelukkig was, want mijn emigratie is nou eenmaal niet echt wat ik ervan verwacht had. De eerste maand was nog vrij leuk, maar eigenlijk gingen de afgelopen zeven maanden bergafwaarts, met vanavond als absoluut dieptepunt.
Echter, hoe je het ook wendt of keert: één uur geleden had ik nog een relatie met Sebastian, totaal nietsvermoedend over zijn bedrog. Het voelt fout, zelfs een klein beetje alsof ik zelf vreemdga, dat ik nu op zo’n manier naar deze man kijk.
Toch kan ik er ook vrij weinig aan doen, want voor het eerst in mijn leven lijkt mijn lichaam de controle over mijn geest te hebben. En er is gewoon iets aan hem, waar mijn lichaam ontzettend hevig op reageert.
Het is overduidelijk dat deze man een gigantisch risico vormt, omdat alles aan hem schreeuwt dat hij garant staat voor een verkeerde afloop. Hij is geen relatiemateriaal, of iemand die je aan je ouders voorstelt. Hij is een man waarmee je één geweldige nacht kunt beleven en die vervolgens alles verpest, voor iedereen die na hem komt, omdat ze nooit aan hem zullen kunnen tippen.
Ik ken dit soort types en normaal gesproken blijf ik er ver bij uit de buurt.
'Jij bent de vriendin van Sebastian.' Hij stelt geen vraag, want hij lijkt er zeker van te zijn dat zijn informatie correct is. Ik vraag me af hoe hij dit weet en vooral waar hij mij of Sebastian van kent. Hij heeft dus niet zomaar aan mijn tafel plaatsgenomen en misschien was het ook wel naïef om te denken dat dat wel het geval was. Hij lijkt me geen type die zomaar dingen doet, eerder iemand die doelbewust en doordacht te werk gaat in alle aspecten van zijn leven.
Ik merk wel dat er een bepaalde teleurstelling en boosheid bij me ontstaat, vanwege het feit dat hij Sebastian kent. Ik wil namelijk niets te maken hebben met zijn vrienden, dus hoe aantrekkelijk deze man ook is en wat mijn lichaam ook denkt te willen… ík wil nu toch echt dat hij vertrekt.
'Nee, dat ben ik níet…', mijn stem is schor en klinkt daardoor onzeker, dus ik nip snel nog een keer aan mijn rum, die mijn droge keel verzacht met een welkome warmte. 'Ik ben de éx van Sebastian, dus als je hier komt om over die klootzak te praten, dan wil ik je vriendelijk vragen om te vertrekken. Ik heb namelijk geen goed woord over hem te melden, of je moet al willen horen hoe ik hem volledig afzeik.'
Ik stop met praten, zodra de knappe, rondborstige serveerster weer aan ons tafeltje verschijnt, om zijn drankje af te leveren. Ik zie dat hij hetzelfde drankje als mij besteld heeft, maar wat me nog meer opvalt is de manier waarop de vrouw het voor zijn neus zet, waarbij ze haar decolleté bijna in zijn gezicht duwt.
Waar ze net nog zijn volledige aandacht - inclusief die fenomenale glimlach - van hem kreeg, negeert hij haar nu compleet. Zijn blik is op mij gericht, of eerder gefixeerd. Zo intens en indringend, dat het opeens ontzettend moeilijk is om stil te zitten op mijn stoel.
Ik pak opnieuw een van mijn rossige lokken tussen mijn vingers en friemel weer aan mijn haar. Zijn blik, in combinatie met de ijzige stilte die tussen ons in hangt, zorgt ervoor dat ik bloednerveus word en mijn lichaamstemperatuur een paar graden omhoog schiet. Het is ook onmogelijk om weg te kijken - hoe graag ik dat ook zou willen - omdat mijn blik vastgehaakt is in de zijne.
'Dat klinkt goed,' zegt hij uiteindelijk vanuit het niets, zodra de serveerster weer is afgedropen richting een ander tafeltje. Ik heb geen idee waar hij het over heeft, maar waarschijnlijk komt dat doordat zijn ogen ervoor hebben gezorgd dat mijn IQ inmiddels een vlucht terug naar Nederland heeft genomen. 'Het afzeiken van Sebastian,' verduidelijkt hij zichzelf, wanneer hij de verwarring op mijn gezicht opmerkt. 'dat wil ik graag horen.'
Mijn mondhoek krult automatisch een klein beetje omhoog, vanwege het besef dat hij Sebastian óók niet mag, ook al betekent dit - zo te zien - dat hij niet weggaat.
Wil ik eigenlijk wel dat hij weggaat?
Ik weet het niet zo goed, maar ik ben wel nieuwsgierig naar de reden waarom hij Sebastian niet mag. Ik vraag me af of het enigszins in de buurt komt van wat hij mij heeft aangedaan, al vermoed ik van niet. Vreemdgaan is - wat mij betreft - de ergste vorm van verraad.
'Hoezo mag jij hem niet?'
Er verschijnt een scheef, verwrongen lachje op zijn gezicht en hij neemt vervolgens even de tijd om een slok van zijn rum te nemen, waardoor mijn blik volledig op zijn lippen gefixeerd is, wanneer hij uiteindelijk zegt: 'Omdat hij net met míjn vriendin in bed lag.'
Mijn mond valt een klein stukje open, omdat zijn antwoord me nogal verbaast en ik dit totaal niet had verwacht. Het maakt het feit dat hij nu tegenover mij zit wel behoorlijk vreemd, want ik vraag me nu wel af wat hij precies van mij verwacht.
Ik hoop niet dat hij mij nu ziet als lotgenoot of zo, want dat zou betekenen dat ik mezelf in een slachtofferrol plaats… en ik weiger om dat te doen. Ik ben bedrogen door mijn ex en dat is spijtig - en behoorlijk laag van Sebastian - maar ik ben daardoor op geen enkele manier zielig en ik zit ook niet te wachten op enige vorm van medeleven. Evenals dat ik geen greintje medelijden voor hem voel, omdat hij blijkbaar zojuist hetzelfde mee heeft gemaakt.
'En hoe weet jij dat?' Ik ben wel benieuwd naar zijn antwoord, want het is natuurlijk nogal vreemd dat hij opeens voor mijn neus staat, nog geen uur nadat ik Sebastians bedrog ontdekt heb.
'Ik was net bij je huis,' antwoordt hij doodnormaal, alsof hij niet zojuist heeft toegegeven dat hij me dus overduidelijk hier naartoe gevolgd heeft.
Er komt een klein, hoog lachje - een soort giechel - uit mijn mond, omdat ik er in eerste instantie vanuit ga dat hij een grap maakt. Er bekruipt me echter een onbehaaglijk gevoel, wanneer hij me bloedserieus aan blijft kijken.
O god, hij is me hier naartoe gevolgd en dat vind ik - in mijn toch wel kwetsbare positie - nogal zorgwekkend. 'Dat klinkt behoorlijk stalkerig…'
'Dat is niet mijn bedoeling.'
Zijn woorden maken voor mij weinig verschil, want nu ik dit weet, weet ik ook dat het beter is om zo snel mogelijk te vertrekken. Ik breng mijn glas daarom omhoog naar mijn lippen, om mijn laatste restje rum achterover te gooien en vervolgens mijn spullen te pakken. Ik neem het hengsel van mijn knalroze weekendtas in mijn hand en wil opstaan, als hij plots mijn hand over de tafel heen vastgrijpt.
Mijn blik schiet meteen richting zijn hand, omdat ik geheel in verwarring word gebracht door wat er hier gebeurt. Enerzijds wekt deze onbeschofte handeling woede in me op, maar anderzijds… windt de aanraking van zijn huid tegen de mijne me op.
Belachelijk, Isabel, hoor ik een stemmetje in mijn hoofd tegen me zeggen. Toch kan ik mezelf er niet meteen van overtuigen om me zo snel mogelijk van hem los te maken.
'Laat los,' prevel ik met een zachte, schorre stem. Het is een ronduit zielige poging - absoluut niet geloofwaardig - en hij geeft er ook geen enkel gehoor aan.
Zijn hand blijft de mijne stevig omklemmen en zijn lichte ogen blijven schaamteloos in de mijne kijken. 'Ik wil dat je blijft,' geeft hij aan, voor het geval dat nog niet duidelijk was, 'vertel me over Sebastian.'
Die opmerking vind ik vreemd. 'Ben je uit op wraak of zo?'
Hij haalt onverschillig zijn schouders op en stelt mij een wedervraag, zonder mijn vraag daadwerkelijk te beantwoorden: 'Jij niet dan?'
Eerlijk gezegd is het nog geen moment in me opgekomen om wraak te nemen, gewoonweg omdat ik dat nutteloos en onnodig vind. Ik denk namelijk niet dat het mogelijk is om wraak te nemen op iemand die niets om je geeft en dat Sebastian niets om mij geeft, is wel duidelijk. Daarnaast vind ik het ook een kinderachtige gedachte.
Ik schud mijn hoofd en doe alsnog een poging om mijn hand los te wurmen uit de zijne. Ik voel namelijk dat ik dit contact beter zo snel mogelijk kan verbreken, als ik nog iets van mijn gezonde verstand wil bewaren.
'Blijf je?' vraagt hij, alsof dat zijn keuze om me wel of niet los te laten zal beïnvloeden.
Deze keer ben ik degene die een wedervraag stelt: ’Laat je mijn hand dan los?'
Zijn mondhoek krult in een kleine, scheve grijns en hij trekt zijn hand terug, waarna hij hem demonstratief onschuldig omhoog houdt. 'Nog meer eisen?'
'Een drankje?' komt er zonder nadenken uit mijn mond.
Ik heb geen idee wat me bezielt, om hier alsnog te blijven zitten. Ik voel namelijk aan elke vezel in mijn lichaam dat het verstandiger is om te vertrekken, maar toch is er iets dat me hier houdt. Ik vermoed dat het alles met hem te maken heeft en een bizarre soort nieuwsgierigheid die hij bij me aanwakkert.
'Rum?' vraagt hij, terwijl hij ondertussen al zijn hand omhoog steekt naar een serveerster en zijn bestelling doorgeeft.
Ik vraag me af waarom hij vraagt wat ik wil drinken, als hij verder niet geïnteresseerd lijkt te zijn in het antwoord. Zijn onbeschofte houding stoort me. ’Ja, lekker,' antwoord ik daarom alsnog op een sarcastische toon.
Hij grijnst, leunt wat voorover over het tafelblad en steekt zijn linkerhand naar me uit. 'Vertel me eens wie je bent.' Zijn lichtgroene ogen kijken zo doordringend in de mijne, dat ik mij er behoorlijk ongemakkelijk door voel. Daarnaast verwacht hij nu vast dat ik zijn hand aan ga nemen - hem aan ga raken - en die gedachte maakt me zo nerveus, dat ik een lok van mijn rossige haren strak om mijn wijsvinger draai. 'Durf je me niet meer aan te raken?'
Ik snuif, sla mijn armen over elkaar en draai mijn hoofd opzij. 'Ik hoef je niet aan te raken, dat heeft niets met durven te maken.'
'Ga je je naam nog zeggen, eigenwijs gevalletje?'
Zonder hem aan te kijken mompel ik: 'Isabel.'