HOOFDSTUK 36

James

Mijn gevoel en mijn verstand spreken elkaar momenteel behoorlijk tegen, want mijn gevoel wil woedend zijn omdat ze keihard tegen me liegt en vervolgens ook nog de rest van de vlucht doet alsof ik niet besta. Mijn verstand vertelt me echter dat hier veel meer achter zit, want de angst in haar ogen was overduidelijk af te lezen.
Eén ding is in ieder geval overduidelijk: er speelt iets tussen haar en ene Joey. Het zou me niets verbazen als dit wel over die stiefbroer gaat en in dat geval heeft die kerel, wie de fuck hij ook mag zijn, een gigantisch probleem met me. Als hij verantwoordelijk is voor de angst en pijn die haar teistert, dan kan ik alleen maar beloven dat hem op zijn minst hetzelfde te wachten staat.
Isabel instrueert in onverstaanbaar Nederlands de taxichauffeur die ons de afgelopen twee uur rond heeft gereden door een somber, regenachtig landschap. Het is iets na achten in de ochtend en waar in het Caribisch gebied nu heerlijk de zon zou schijnen, is het hier grijs, donker en fucking koud.
Ik vraag me steeds meer af waarom Isabel zo graag hiernaartoe wilde gaan, aangezien we verdomme twee dagen geleden nog in het paradijs waren. Dit lijkt eerder op de hel, maar dan zonder vuur en met een hoop water.
‘We zijn er,’ zegt ze vervolgens zachtjes tegen mij. Het zijn zowat de eerste woorden die ze weer tegen me spreekt sinds de naam Joey is gevallen.
De auto wordt door onze taxichauffeur tot stilstand gebracht vlak voor een vrijstaand, wit gebouw dat op de hoek van de straat gevestigd is. Het gebouw ligt deels verscholen achter een paar hoge dennen en in de voortuin staat een grote, stenen pilaar met metalen letters erop — wat ik nogal vreemd vind, maar wellicht is dat in Nederland normaal.
De grootte en de staat van het gebouw verbazen me, omdat het behoorlijk verschilt met de krakkemikkige woning die Isabel samen met Sebastian in San Juan had gekocht. Dit huis straalt een bepaalde luxe uit, waarvan ik niet wist dat Isabel erin was opgegroeid.
‘Ik wist niet dat je moeder rijk was,’ mompel ik geërgerd. Het klinkt alsof ik beledigd ben dat Isabel me hiervan niet op de hoogte gesteld heeft en eigenlijk ben ik dat ook wel een beetje. Nu ik dit zie, slaat de twijfel namelijk behoorlijk bij me toe.
Twijfel over of ik dit wel kan, want ik ben het nou eenmaal niet gewend om me in dit soort omgevingen te bevinden. Los van de aanwezige luxe ga ik me zometeen mengen in een gezin en dat is een volledig nieuwe situatie voor me. Ik heb nog nooit eerder rekening hoeven houden met iemand anders… en ik weet eerlijk gezegd ook niet of ik dat wel kan.
Mijn grootste twijfel heeft echter betrekking op Isabel. Ik vraag me namelijk af of ze spijt gaat krijgen dat ze me hier mee naartoe heeft genomen, zodra ze merkt dat ik hier helemaal niet thuishoor.
‘Dat valt wel mee,’ antwoordt ze, terwijl ze wat briefgeld in euro’s aan de taxichauffeur overhandigt en haar portier opent. ‘De helft van het huis bestaat uit de praktijk, dus het lijkt een stuk groter dan het in werkelijkheid is.’
Ik heb geen idee wat ze bedoelt met de praktijk maar ik krijg ook niet de kans om het te vragen, aangezien ze al is uitgestapt en richting de achterbak loopt. Ik volg haar en neem de koffer en de knalroze weekendtas, onze enige bagage, van haar over om alles in mijn eentje te dragen, omdat ik vind dat dat mijn taak als man is. Isabel laat het inmiddels toe omdat ze weet dat ik hier niet over discussieer. ‘Welke praktijk?’ vraag ik alsnog, maar ze loopt al over het stenen pad dat naar de voordeur van het gebouw leidt en hoort me niet meer.
Ik volg haar over het hobbelige stenen pad, gemaakt van kasseien, achtervolgd door het irritante, tokkelende geluid van de kofferwieltjes die voortdurend tegen de stenen slaan. Mijn handpalmen voelen klam aan, omdat ik steeds meer overvallen word door twijfel en onzekerheid.
Wat als ze er over een paar dagen daadwerkelijk achterkomt dat ik hier niet thuishoor?
Waar moet ik naartoe als ze me wegstuurt?
Zou ze me echt wegsturen?
Ik schud mijn hoofd om die belachelijke gedachten uit mijn hoofd te bannen, want ik ga me niet laten wegsturen. Fuck dat. Ze is van mij, of ze dat nu zelf wil of niet, en ze komt nooit meer van mij af. En ja… ik besef heel goed hoe ziek dat klinkt, maar dat kan me helemaal niets schelen. Ik ben verdomme niet naar de andere kant van de wereld verhuisd om haar vervolgens weer te dumpen. Dit, wij, is voor altijd.
Wanneer we de voordeur naderen, tovert Isabel een huissleutel tevoorschijn vanuit haar jaszak. Het is helemaal niet vreemd dat ze haar eigen sleutel heeft, maar ik baal er wel behoorlijk van. Ik had het prettiger gevonden als we konden aanbellen, zodat we haar moeder, of wie dan ook, bij de voordeur konden ontmoeten. Nu voelt het alsof ik ongewenst een huis ga betreden — een gevoel waar ik in principe aan gewend zou moeten zijn, maar wat nu plots heel anders voelt.
Ongeveer op hetzelfde moment waarop Isabel haar sleutel in de voordeur steekt, begint er aan de andere kant van de deur een hondje te blaffen. Het geluid komt steeds dichterbij en zodra de deur geopend is, worden we begroet door een kleine, kwispelende, witte hond.
‘Ze heet Lady,’ geeft Isabel aan, waarna ze het beestje met een vluchtige aai over haar kop afwimpelt. ‘Mijn moeder is waarschijnlijk in de keuken.’
Lady springt op haar achterpoten omhoog tegen mijn been en ik neem kort de tijd om haar te aaien. Ik moet echter snel weer verder lopen als ik Isabel niet uit het oog wil verliezen. Ik volg haar richting een woonkamer, die net zo strak en sfeerloos ingericht is als de hal waar we net vandaan komen.
Het is moeilijk voor te stellen dat Isabel hier is opgegroeid aangezien haar eigen woning totaal anders ingericht was. Ik kan me nog herinneringen dat er in haar woning overal tierelantijntjes te vinden waren, iets wat ik destijds nog om te kotsen vond, maar wat heel typerend voor Isabel is. Haar woning was namelijk net zo chaotisch als zijzelf is.
Vanuit de woonkamer belanden we in een afzonderlijke grote keuken, waar een vrouw met halflang, licht asblond haar achter het aanrecht staat. Haar rug is naar ons gekeerd en haar aandacht is volledig gevestigd op een of ander luidruchtig koffiezetapparaat, waardoor ze ons niet meteen opmerkt. Mijn aandacht blijft iets langer dan ik wil hangen op haar kont, die ze nogal benadrukt door het dragen van een strakke, zwartleren rok. Ik kan me amper voorstellen dat deze vrouw Isabels moeder is, aangezien ze er van de achterkant eerder uitziet als een oudere zus of misschien een jongere tante.
Voor een aantal lange seconden staan we beiden naar deze vrouw te gluren, omdat Isabel zowel haar moed als haar vermogen om te spreken lijkt te zijn kwijtgeraakt. Ik zou willen dat ze iets zegt, voordat de vrouw zich omdraait en ons opmerkt. Dat zou dit moment namelijk nóg ongemakkelijker maken.
Ik tik met mijn wijsvinger zachtjes tegen Isabels schouder, waarna ze wakker lijkt te schrikken, haar keel schraapt en met een verlegen stem zegt: ‘Hey mama…’
Isabels moeder draait zich in een ruk om, overduidelijk geschrokken van onze plotselinge aanwezigheid in deze keuken. Het valt me meteen op dat haar voorkant ouder oogt dan haar achterkant. Niet dat ze er oud uitziet, maar ze ziet er in ieder geval wel uit als een moeder. En het is ook meteen duidelijk dat het Isabels moeder is, want ze hebben soortgelijke trekken in hun gezicht, ondanks dat deze vrouw lichte ogen en minder volle lippen heeft.
‘Isa!’ zucht ze op een manier die vooral opluchting lijkt te weerspiegelen. Ze lijkt oprecht blij om haar dochter, die zij blijkbaar Isa noemt, weer te zien en voor heel even denk ik dat ze op haar zal aflopen om haar te omhelzen… maar dat doet ze niet. Ze zegt iets in het Nederlands en ondanks dat ik er geen zak van versta, kan ik eruit opmaken dat ze een vraag stelt.
Isabel zegt kort iets terug en daarna volgt er een scala aan onverstaanbare woorden vanuit Isabels moeder. Ook hier versta ik niets van, maar het klinkt allemaal nogal verwijtend. Het moment waarop het gesprek plots naar mij wordt verlegd is ook overduidelijk. Isabels moeder maakt een handbeweging in mijn richting, gevolgd door een knikje en een oneerbiedige blik van haar lichtblauwe ogen, alsof ze vraagt wie de fuck ik ben.
Isabel stelt mij niet aan haar moeder voor en andersom neemt Isabels moeder ook niet de moeite om zichzelf aan mij voor te stellen; ik word compleet buitengesloten van hun gesprek. Nadat Isabel weer kort aan het woord is geweest verlaat haar moeder zuchtend en hoofdschuddend de keuken.
Deze verdomde taalbarrière stoort me nu al mateloos.
Ik werp Isabel een verwachtingsvolle blik toe, in de hoop dat ze me zelf een korte samenvatting geeft van het gesprek met haar moeder. Het enige wat de ruimte echter vult is de geur van de verse koffie die de moeder van Isabel zojuist gezet heeft. Blijkbaar had ze zo veel haast om hier weg te lopen, dat ze haar koffie helemaal vergeten is.
‘Hoe ging het?’ vraag ik uiteindelijk maar, waarop ik slechts een schouderophaal van haar als antwoord krijg. Ik ben haar stugge houding en deze irritante stiltes nu echt helemaal zat. ‘Je hebt verdomme nog geen tien woorden tegen me gezegd, sinds we uit Londen vertrokken. Begin te praten, Isabel, want ik ben hiervoor niet naar de fucking andere kant van de wereld verhuisd!’
‘Het spijt me zéér dat het allemaal niet aan je verwachtingen voldoet, Jamie,’ puft ze op de meest sarcastische toon ooit. Haar amberkleurige ogen zijn weer veranderd in de vuurspuwende draken die ik al zo vaak heb gezien en haar armen vliegen op dramatische wijze omhoog, terwijl ze er nog achteraan gooit: ‘Het spijt me dat ik niet zo perfect ben zoals je misschien hoopte.’
‘Stel je niet zo aan,’ spuug ik terug. Op datzelfde moment wil ze zich omdraaien en bij me vandaan lopen, maar ik grijp haar bovenarm stevig vast voordat ze de kans daartoe krijgt. ‘Ik vroeg alleen maar hoe dat gesprek met je moeder ging, want ik verstond er niks van. Heb je enig idee hoe fucking irritant het is om niets te verstaan van iets, terwijl het overduidelijk is dat het grotendeels over jou gaat?!’
De glimlach die ze me vervolgens schenkt is wrang en vals. ‘Ja, Jamie, dat weet ik héél goed. Ik ben vorig jaar voor Sebastian naar de andere kant van de wereld verhuisd, weet je nog? Maar misschien hield ik meer van hem, dan jij van mij, want ik heb geen moment…’
Ik weiger om haar uit te laten praten, want ik kan de onzin die op dit moment uit haar mond komt niet aanhoren. ‘Houd godverdomme je bek dicht!’ Om mijn woorden meer kracht bij te zetten, steek ik mijn wijsvinger dreigend uit vlak voor haar gezicht. ‘Ik wil geen woord over die klootzak horen!’
‘En anders?’ vraagt ze op dat inmiddels welbekende, bijdehante toontje van haar. Ze knijpt haar vurige, amberkleurige ogen samen en blijft mij onophoudelijk en vooral uitdagend aankijken.
Mijn zelfbeheersing wordt behoorlijk op de proef gesteld, want door haar irritante houding voel ik de neiging om mijn handen rondom haar keel te sluiten. Na wat er een paar nachten geleden op mijn boot is gebeurd, is dat absoluut geen optie meer. Mijn hand beweegt echter al automatisch in die richting en het eerste alternatief dat zich net op tijd aan mij opdringt, is in plaats van haar keel haar kaak vast te grijpen.
‘Blijf met je poten van mijn dochter af!’ hoor ik plots in steenkolenengels. Isabels moeder staat in de deuropening van de keuken en kijkt me aan alsof ze mijn bloed wel kan drinken.