HOOFDSTUK 39

Isabel

Door de argwanende blik die hij me gaf, had ik eigenlijk niet verwacht dat hij met me mee zou lopen naar de praktijk van Gerard. Het is belangrijk voor me dat Gerard naar de wond van James kijkt, want de laatste keer dat ik zijn wond heb gezien zag het er erg ontstoken uit.
Ik weet ook vrijwel zeker dat het incident, waarin hij bijna mijn leven ontnam, heeft plaatsgevonden vanwege die ontsteking. Het is daarom niet alleen voor het welzijn van James belangrijk dat een arts ernaar kijkt, maar zeker ook voor mijn eigen welzijn.
In onze hal bevindt zich een deur die regelrecht naar de huisartsenpraktijk van Gerard leidt, dus we staan binnen een paar minuten voor de balie van zijn assistente. ‘Heeft Gerard patiënten op dit moment?’ vraag ik haar, wat me een nogal verwarde blik oplevert. ‘Ik ben zijn stiefdochter,’ herhaal ik zuchtend, omdat de vrouw mij overduidelijk niet herkent en ik zeker weet dat ik haar anderhalve week geleden nog gezien heb. Blijkbaar ben ik niet memorabel genoeg.
Ze vindt het alsnog nodig om Gerard te bellen met de vraag of zijn stiefdochter wel welkom is in zijn spreekkamer. Gelukkig mogen we daarna meteen doorlopen.
Wanneer we de hoek om lopen, botsen wij bijna tegen het lange lijf van dokter Gijzen — mijn psycholoog. Shit. Ik weet dat mijn moeder een afspraak bij hem had ingepland voor mij, maar toen was ik inmiddels alweer vertrokken met Niko.
‘Dag, Isabel.’ Hij geeft me van een afstandje een kort knikje en ik hoop zo hard dat hij verder loopt, zonder mij aan te spreken. Ik had echter al kunnen weten dat hij dat niet zou doen. ‘Je bent dus weer thuis, zie ik…’ Hij glimlacht en richt zijn blik dan kort op James, om vervolgens meteen weer recht in mijn ogen te kijken. Ik vind het altijd bloedirritant hoe diep hij in mijn ogen kijkt — dat geeft me een ongemakkelijk gevoel, alsof hij recht door me heen kan kijken. ‘Zullen we dan maar snel een nieuwe afspraak plannen? Aangezien de vorige afspraak helaas niet door kon gaan. Ik zou het heel fijn vinden om je nog eens te spreken.’
Ik niet. ‘Ja, eh… Ik zal snel een nieuwe afspraak maken.’ Ik schenk hem mijn meest lieve glimlach en wil zo snel mogelijk verder lopen. Het is niet zo dat ik hem niet mag, want hij is best een aardige man, maar ik hou er gewoon niet van om de hele tijd tegen hem te moeten liegen. De waarheid vertellen is namelijk geen optie, aangezien hij een collega van Gerard is en ik bang ben dat hij – ondanks zijn beroepsgeheim – dingen met hem zal delen.
‘We kunnen ook nu even naar de balie…’
‘Geen tijd!’ onderbreek ik hem en ik trek James snel achter me aan, richting de spreekkamer van Gerard. ‘Ik doe het, écht,’ roep ik hem nog na, ook al weet ik niet zeker of ik daadwerkelijk een afspraak zal maken. Als ik er een mogelijkheid bestaat om er onderuit te komen, dan doe ik dat.
‘Wie was dat?’ vraagt James als dokter Gijzen weer uit ons zicht verdwenen is.
‘Mijn psycholoog.’ Ik rol met mijn ogen en schud mijn hoofd. ‘Ik wil er niet over praten.’
‘Ik vraag ook helemaal niets…’
Gelukkig zijn we inmiddels bij de spreekkamer van Gerard aangekomen. Ik klop zachtjes tegen zijn deur en wacht tot hij het woord binnen roept. Hij zit aan zijn bureau achter zijn computer en haalt net zijn leesbril van zijn neus. Zijn hand strijkt door zijn dikke, grijze lokken en hij komt overeind, zoals hij normaal gesproken ook altijd doet wanneer er een patiënt binnenkomt. ‘Isa, goh…’ Voor heel even denk ik dat hij mij, net zoals zijn patiënten, de hand komt schudden, maar hij blijft vanachter zijn bureau naar mij kijken. Hij glimlacht, maar ik vind het niet oprecht overkomen. Het is eerder vragend. ‘Ik wist helemaal niet dat jij terug zou komen.’
Het stelt me behoorlijk teleur dat mijn moeder blijkbaar niet de moeite heeft genomen om hem daarvan op de hoogte te stellen. Waarschijnlijk hoopte ze gewoon dat ik ditmaal niet terug zou komen, aangezien ik haar niets anders dan ellende bezorg. ‘Nou, hier ben ik dan toch,’ zeg ik schouderophalend. Ik krijg bijna het gevoel alsof ik mijn excuses moet aanbieden voor mijn terugkomst. ‘Maar, eh… ik kom niet om gezellig bij te kletsen.’ Ik werp een blik op James, die belachelijk stil achter me staat — alsof hij een of andere gehoorzame hond is. ‘Hij heeft een wond in zijn zij en ik hoop dat je er even naar kunt kijken. Ik denk namelijk dat het ontstoken is.’
Gerard knikt, al kijkt hij er nogal geërgerd bij. Ik heb het gevoel alsof ik hem nu enorm lastigval. ‘Ga daar maar zitten,’ zegt hij tegen James en hij maakt een handgebaar richting het behandelbed dat aan de linkerzijde van zijn spreekkamer staat. ‘En trek je shirt maar uit.’
‘Hij spreekt geen Nederlands,’ licht ik Gerard in, waarna ik zijn woorden voor James vertaal naar Engels. Ook dat levert me een geërgerde blik op, ditmaal van James. Blijkbaar is niemand blij met mij op dit moment.
‘Geen Nederlands, hm?’ vraagt Gerard, terwijl hij maar liefst drie keer op het pompje van het desinfectiemiddel op zijn bureau drukt en het goedje vervolgens over zijn handen uitsmeert. ‘Waar heb je deze nou weer vandaan, Isa?’
Het is frustrerend en gênant dat hij doet alsof ik wekelijks met een ander buitenlands vriendje thuiskom, terwijl ik in werkelijkheid nog nooit een voor hem zichtbare relatie heb gehad. Dat zijn bloedeigen zoon daar een gigantisch aandeel in heeft, aangezien ik vanwege Joey nooit een relatie heb durven aangaan, stoort me waarschijnlijk nog het meest.
‘Ik heb hem in de goot gevonden,’ antwoord ik sarcastisch. Mijn moeder noemde James al uitschot en die mening zal ze vast ook op Gerard projecteren, dus het heeft geen enkele zin om mijn best te doen een positief beeld van James te creëren. Het maakt namelijk niets uit wat ik doe; ze mogen hem toch al bij voorbaat niet.
Hij schudt zuchtend zijn hoofd. ‘Ik ben niet je vijand, Isa. Je kunt ook proberen om eens normaal antwoord te geven als ik je wat vraag.’
Dit standaard zinnetje ‘ik ben niet je vijand’ spreekt hij al sinds mijn puberteit regelmatig tegen me uit, omdat ik mij vanaf dat moment enorm tegen hem en mijn moeder ben gaan afzetten. Hij is inderdaad niet mijn vijand, maar hij is ook zeker niet mijn vriend. Hij heeft er namelijk indirect voor gezorgd dat er een monster in mijn leven geïntroduceerd werd.
‘Laten we eens naar die wond kijken,’ vervolgt hij in het Engels en hij loopt richting het behandelbed waar James inmiddels zit met een behoorlijk vijandige blik in zijn ogen. Hij laat me op dit moment denken aan een boos en opstandig jongetje. ‘Vertel me eerst maar eens wat er gebeurd is.’
Shit. Ik had er helemaal geen rekening mee gehouden dat Gerard daarnaar zou vragen en ik heb dus ook niet meteen een antwoord paraat. Mijn hoop is erop gevestigd dat James een of ander briljant antwoord uit zijn mouw weet te schudden.
‘Ik ben gevallen,’ antwoordt hij echter op de meest ongeloofwaardige manier.
‘Gevallen?’ herhaalt Gerard vragend terwijl hij met zijn vingertoppen de wond bevoelt, die waarschijnlijk de meest slechte hechtingen heeft die hij ooit in zijn carrière heeft gezien. Zo te zien is de draad op een paar punten door zijn huid gescheurd en ik vermoed dat mijn trap van zojuist daar de oorzaak van is. ‘Isa, vertel me eens eerlijk…’ Gerard draait zijn hoofd naar mij toe en werpt me een strenge blik toe. Het veroorzaakt een gevoel alsof hij op het punt staat om mij enorm op mijn flikker te geven. ‘Heb jij dit gehecht?’
‘Nee, natuurlijk niet!’ antwoord ik verontwaardigd.
Hij knikt, maar het lijkt erop dat hij me niet honderd procent gelooft. ‘Ik neem aan dat dat jouw naam is, die daar op zijn lichaam staat?’ Hij geeft een onopvallend knikje richting de plek boven de wond, waar met zwarte letters Isabel in de huid van James getatoeëerd is. ‘Of kent hij nog een Isabel?’
‘Dat is mijn naam,’ mompel ik beschaamd, ook al wil ik me daar helemaal niet voor schamen. Het voelt gewoon stom omdat ik weet dat Gerard, en vooral ook mijn moeder, mijn relatie met James nooit zullen begrijpen. Zij zijn niet zo impulsief als ik en dat wordt me al mijn hele leven verweten.
‘Het moet opnieuw gehecht worden,’ vervolgt hij in het Engels tegen James, zonder verder enige reactie te geven op het feit dat mijn naam vereeuwigd is op James’ lichaam. ‘En je zult antibiotica moeten nemen om die ontsteking tegen te gaan.’ Hij slaat zijn armen over elkaar, in een soort wannabee intimiderende houding, en geeft James een klein knikje. ‘Ben je verzekerd, jongeman?’
Zodra James zijn hoofd schudt, krijg ik een verwijtende blik van Gerard. ‘Hij is niet verzekerd,’ herhaalt hij, alsof ik dat zelf nog niet had begrepen.
‘Wil je hem alsjeblieft helpen, Gerard?’ Ik vraag hem niet vaak iets, nooit eigenlijk, dus ik hoop oprecht dat hij dit voor mij wil doen. De wond van James ziet er namelijk echt niet goed uit en ik ben bang dat hij er enorm veel last van gaat krijgen als dit niet op de juiste manier verzorgd wordt. Ik ben zelfs bereid om hem ervoor te smeken en ook dat is iets wat ik nooit doe. ‘Alsjeblieft?’
Hij slaakt een diepe zucht en loopt richting zijn bureau, waar hij zijn leesbril op zijn neus zet en voorovergebogen een blik op zijn computerscherm werpt. Voor heel even ben ik bang dat hij ons weg zal sturen, maar dan zegt hij: ‘Ik heb over vijf minuten een patiënt, maar als jullie om twaalf uur terugkomen, dan moet het wel lukken.’