HOOFDSTUK 49
Isabel
Ik sluit mijn ogen meteen nadat ik ze geopend heb, omdat mijn hoofd zeurend bonkt ten gevolge van de grote hoeveelheid alcohol die ik gisteren genuttigd heb. Mijn mond is kurkdroog en daarnaast is het ook nog eens enorm koud in mijn bed. Wanneer ik mijn arm opzij beweeg en de lege plek op mijn matras voel, realiseer ik mij meteen waar dat aan ligt: James is weg.
Paniek raast door mijn aderen en ik schiet vliegensvlug overeind, al probeert mijn prominent aanwezige kater me meteen weer terug in een liggende positie te dwingen. De herinnering aan vannacht - mijn gesprek met James - staat in mijn geheugen gegrift en het feit dat hij nu niet meer naast me ligt, kan in mijn ogen slechts één ding betekenen.
Hij heeft me verlaten.
Ik heb mijn geheim met hem gedeeld en nu is hij vertrokken. Ergens had ik dat wel verwacht, maar dat neemt niet weg dat het alsnog enorm veel pijn doet.
‘Isa?!’ hoor ik dan plots vanuit mijn deuropening. Helaas is het de stem van mijn moeder — de laatste persoon die ik nu wil spreken. ‘Ik sta hier al vijf minuten naar je te roepen!’
‘Ik hoorde je niet,’ mompel ik en ik wrijf met mijn gebalde vuisten over mijn pijnlijk gezwollen oogleden. O god, ik moet echt niet meer zo veel drinken. ‘Wat is er?’ vraag ik geeuwend.
‘Heb jij een telefoonnummer van Jamie?’ Haar vraag herhaalt zich een paar keer in mijn hoofd en ik probeer allerlei redenen te bedenken waarom ze mij in godsnaam zoiets vraagt. Ik kan echter geen enkele conclusie bedenken, dus ik kijk haar vragend, met een diepe frons in mijn wenkbrauwen aan. ‘Ik heb hem mijn auto geleend om naar de bouwmarkt te gaan, maar dat is ondertussen alweer een paar uur geleden.’
‘Je hebt… wat?!’ Ik schud verward mijn hoofd. Enerzijds ben ik opgelucht, omdat hij me blijkbaar dus toch niet verlaten heeft, maar anderzijds is het behoorlijk vreemd dat mijn moeder haar auto aan hem uitleent. Zelfs ík mag niet in haar auto rijden! ‘Wat heeft hij in een bouwmarkt te zoeken?’
‘Nou, eh…’ Ze geeft een knikje richting mijn kledingkast, waar het gat ter grootte van een sinaasappel in een van de houten platen zichtbaar is. Ik word meteen weer herinnerd aan de woede-uitbarsting van James en de domme manier waarop ik die veroorzaakt heb. ‘Ik heb gezegd dat hij dat moest maken.’
‘O, dat…’ Het beschamende moment waarop mijn moeder vannacht mijn kamer binnen kwam, toen de ruzie tussen James en mij net geëxplodeerd was, flitst in mijn gedachten voorbij. Het voelt alsof ik haar altijd - ongeacht wat ik doe - teleurstel. ‘Sorry daarvoor, mama.’
‘Ja, ach. Het is niet zo dat jij dat gat erin hebt geslagen.’ Maar ik was wel de aanleiding ervoor. De achteloosheid waarop mijn moeder met haar hand zwaait - alsof het allemaal niet zo erg is - past niet bij haar. Ik had op zijn minst een preek van haar verwacht. ‘Hé, Isa, ik vroeg me af…’ Ze zet een paar stappen naar voren en komt in het midden van mijn slaapkamer weer tot stilstand. ‘Hoe verdient Jamie eigenlijk zijn geld?’
‘Ik eh…’ Ik krab aan de zijkant van mijn hoofd en frons mijn wenkbrauwen, om ondertussen te bedenken waarom mijn moeder zo een vreemde vraag stelt. Ik vraag me af of ze iets doorheeft, of gewoon nieuwsgierig is. ‘Geen idee,’ lieg ik. ‘Waarom vraag je dat?!’
‘Hij vertelde me dat hij meer dan genoeg geld heeft, dus ik vroeg het me gewoon af.’
Ik kan mij niet herinneren dat James ooit tegenover mij opgeschept heeft over zijn geld, dus ik vind het gek dat hij dat blijkbaar tegenover mijn moeder wel heeft gedaan. Ik weet dat hij veel heeft - dat kan ook niet anders, met de dingen die hij ervoor heeft moeten doen - maar we hebben het er eigenlijk nooit over gehad. ‘Nou, mama… Ik ben niet met hem samen, omdat hij wel of niet veel geld heeft. Míj interesseert zoiets namelijk niets.’
Die laatste opmerking is een behoorlijke steek onder water naar mijn moeder, die ze - aan haar gezichtsuitdrukking te zien - ook meteen oppikt. Ze zet haar armen in haar zij en werpt mij een verontwaardigde blik toe. ‘Wat suggereer je nou precies, Isa?’
Ik heb altijd het gevoel gehad dat geld de reden was voor de breuk tussen mijn ouders. Gerard heeft nou eenmaal een royaal salaris als huisarts en mijn moeder verlangt naar een bepaalde zekerheid in haar leven — iets wat mijn vader haar niet kon geven.
Ik sla mijn ogen neer en mompel: ‘Dat is toch de reden waarom je papa verlaten hebt?’
‘O, Isa…’ zucht ze en ik hoor dat ze een paar stappen dichterbij zet. Mijn matras deukt naast mij in, waardoor ik weet dat ze bij me is komen zitten. Ik houd mijn blik naar beneden gericht en zit deels met mijn rug naar haar gekeerd, omdat ik haar op dit moment niet kan aankijken. Het was onvermijdelijk om dit gesprek ooit te voeren, maar ik had niet gedacht dat het er al zo snel van zou komen. Ik weet niet eens of ik er wel klaar voor ben om bepaalde antwoorden te krijgen. ‘Ik weet niet waarom je denkt dat je vader geen geld had, want dat was absoluut niet het geval. Sterker nog: hij had veel meer dan Gerard. Maar voor mij was dat ook niet belangrijk, ook al denk jij van wel.’
Deze informatie is geheel nieuw voor me en behoorlijk verwarrend. Dit is namelijk de eerste keer dat ik hoor dat mijn vader veel geld had. Ik heb er nooit iets van gemerkt, want hij had nooit een huis, een auto, of andere dingen waar ik dat aan kon merken. Ik heb ook nog nooit een duur cadeau van hem gekregen.
Behalve mijn ketting.
‘Maar je zei altijd dat hij je geen zekerheid bood…’ Misschien moet ik mij hier helemaal niet mee bezighouden, want mijn ouders zijn al meer dan twintig jaar uit elkaar. Ik kan echter de gedachte niet loslaten over hoe mijn leven zou zijn geweest als ze samen waren gebleven. Of vooral: als ze Gerard nooit ontmoet had. In dat geval was Joey namelijk ook nooit een onderdeel van mijn leven geworden.
‘Hij bood mij ook geen zekerheid, maar dat had niets met geld te maken.’ Ze ademt diep in en ik kijk voorzichtig op. Pas dan zie ik het gezicht van mijn moeder en de zichtbare moeite die zij zelf ook met dit onderwerp heeft. Ik ben niet de enige die het moeilijk heeft en op een vreemde manier voelt dat geruststellend. ‘Zijn levensstijl was gewoon… vermoeiend. Toen ik hem pas leerde kennen vond ik dat allemaal spannend, maar na een tijdje…’ Ze haalt moedeloos haar schouders op. ‘Ik kon het uiteindelijk gewoon niet meer. De onrust die om hem heen hing, de onzekerheid die zijn levensstijl met zich meebracht… Het werd me te veel. En ik wilde ook niet dat jij daarin zou opgroeien.’
Ik slik moeizaam en weet niet goed wat ik moet zeggen. Dat mijn moeder mijn welzijn in overweging heeft genomen tijdens de breuk met mijn vader, was nog geen enkel moment in me opgekomen. ‘Hoe bedoel je zijn levensstijl? En onrust… Ik begrijp het niet. Dat is helemaal niet het beeld dat ik van hem heb.’
‘Je was nog jong, Isa, en je zag hem maar heel af en toe.’ Ze schudt haar hoofd en kijkt even richting het plafond. ‘Ik wil het beeld dat je van hem hebt ook echt niet verpesten, maar ik denk dat het goed is als je weet wie hij is. Ik merk dat je soms zo zoekende bent, al zo lang… en ik ben bang dat ik je tekort heb gedaan, door bepaalde dingen over hem te verzwijgen.’
‘Heb je dingen verzwegen?’ piep ik, niet goed wetende hoe ik me hier bij moet voelen. Mijn lichaam beslist echter al hoe ik mij voel, want mijn ogen beginnen te prikken, mijn hartslag schiet omhoog en mijn keel schiet zowat op slot. ‘Wat dan?’ weet ik er nog net uit te persen.
Ze neemt een diepe teug lucht en vervolgens voelt het alsof er een ellenlange stilte valt. Ik zou haar schouders vastpakken en de woorden uit haar schudden, maar in plaats daarvan zit ik verstijfd op mijn bed te wachten, totdat zij begint met praten.
‘Hij was geen slechte man. Isa. Ik wil dat je dat weet.’ Ze pakt voorzichtig mijn hand en knijpt er zachtjes in. Ik knik, al weet ik niet zo goed waarom ik dat doe. Op dit moment voelt het alsof ik geen idee heb wie - of wat - mijn vader was. ‘Hij maakte gewoon heel veel slechte keuzes.’ De woorden die ze vervolgens als eerste uitspreekt, zorgen ervoor dat ik spontaan kotsmisselijk ben. ‘Herinner je je twaalfde verjaardag nog?’
Ik kan alleen maar kort knikken en vraag me af waarom ze over de meest verschrikkelijke dag van mijn leven begint te praten. Natuurlijk herinner ik mij die dag nog — die staat voor eeuwig in mijn geheugen gegrift.
‘Je vond het toen zo jammer dat hij er niet bij was en dat…’ Er volgt wederom een stilte, omdat mijn moeder een paar keer moet slikken. ‘Hij zat toen vast, Isa.’
Het dringt niet meteen tot me door wat ze zegt, ook al weet ik diep vanbinnen heus wel wat dit betekent. ‘Vast?’
‘Hij had een gevangenisstraf van zes maanden en een maand na je verjaardag is hij vrijgekomen.’ O mijn god. En alsof dit nog niet erg genoeg is, gooit ze er nog een schepje bovenop. ‘Dat was niet de eerste keer. En ook niet de laatste…’