HOOFDSTUK 50

James

Het is inmiddels al donker buiten, als de deuren van het bestelbusje waarin ze me meenamen opengaan. Een bekende sigarengeur vindt zijn weg naar binnen en zorgt ervoor dat al mijn zintuigen meteen op scherp staan. Het laat me denken aan vroeger, aan een tijd waar ik liever nooit meer aan terugdenk.
Dat een van Estebans mannetjes mij in een fucking bouwmarkt kwam ophalen was al zorgelijk, maar het feit dat hij me hoogstpersoonlijk hier komt opzoeken is nog verontrustender.
‘Jesús.’ Zijn schorre stem vult de achterbak van het bestelbusje en blaast een walm sigarenrook naar binnen. Ik zie slechts zijn silhouet in de deuropening en af en toe een rode, lichtgevende punt van het uiteinde van zijn sigaar. ‘Stap uit, mijn jongen.’
Het verbaast me dat hij me laat uitstappen, aangezien hij me in de achterbak van het busje veel meer in het nauw gedreven heeft. Zijn lef wordt echter verklaard, wanneer ik uitstap en drie van zijn mannen, allemaal met hun wapens in de aanslag, achter hem opmerk.
De tijd heeft Esteban zichtbaar geen goed gedaan. Hij moet inmiddels al ruim de vijftig gepasseerd zijn en dat is te zien aan zijn fysiek — vooral aan de grote buik, die hij jaren geleden nog niet had. Ook zijn gezicht is meer getekend dan voorheen, want ik zie een duidelijk, groot litteken op zijn voorhoofd. Wat betreft zijn kledingsmaak is hij echter niet veranderd. Hij draagt nog steeds hetzelfde, belachelijke zwarte hoedje en een lange, zwarte jas.
Binnen een paar tellen heb ik mijn omgeving in mij opgenomen, maar helaas geeft me dat geen enkele informatie over waar ik me momenteel bevind. Het is hier stil en verlaten. Op een paar grote, ogenschijnlijk leegstaande gebouwen na is er niets te zien.
Het lijkt de perfecte plek om iemand ongezien om te leggen en het zou me niets verbazen als dat is wat me te wachten staat, Esteban kennende. Ik weet alleen het waarom nog niet van deze vreemde bijeenkomst, maar Esteban doet nooit iets zonder reden.
‘Wat doe ik hier?’ vraag ik zonder af te wachten tot hij zelf iets zegt. Ik wil me niet onderdanig opstellen tegenover hem, aangezien hij me altijd geleerd heeft dat aanvallen beter is dan verdedigen.
‘Camila is dood.’ Het is vreemd dat hij hierover begint, want ik kan mij niet voorstellen dat hem dat ook maar een greintje interesseert. Esteban geeft niets om iemand buiten zichzelf. Hij is de meest meedogenloze en narcistische man die ik ooit in mijn leven ontmoet heb. ‘Was dat jouw werk?’
Geen haar op mijn hoofd die er nu aan denkt om hem de waarheid te vertellen en Isabel daardoor hierin te betrekken. Nee, mocht hij wraak willen voor Camila’s dood, wat mij nog steeds zeer onwaarschijnlijk lijkt, dan mag hij mij daar voor laten boeten.
‘Zeker.’ Ik glimlach er vals bij om te doen alsof ik daar trots op ben. Ik sla mijn armen over elkaar, knijp mijn ogen een beetje samen en geef hem een klein, arrogant knikje. Mijn lichaamstaal oogt bewust ontspannen. ‘Is dat een probleem voor je, Esteban?’
‘Mwah.’ Hij haalt nonchalant zijn schouders op en zuigt nog wat sigarenrook naar binnen, waardoor het even duurt voordat hij verder praat. Ik weet dat hij dat alleen maar doet om de spanning bij mij te verhogen — het werkt alleen niet. ‘Ze was bezig met een opdracht, voor mij. Dus wat dat betreft is het wel een probleem, ja.’
Ik maak waarschijnlijk een fout door op dat moment met mijn ogen te knipperen, maar deze informatie verbijstert me enigszins. Camila heeft mij nooit verteld dat Esteban haar de opdracht had gegeven om Isabels ketting te stelen. Waarschijnlijk wist zij ook dondersgoed dat ik haar dan nooit had geholpen.
‘Dat wist je niet,’ merkt hij op. Het liefst zou ik de glimlach die daardoor op zijn gezicht ontstaat er meteen vanaf willen rammen. Dat zou echter als gevolg hebben dat ik vervolgens doorzeeft word met kogels dus ik pas. ‘Ik vraag me namelijk af, Jesús…’ Hij zuigt wederom een paar keer aan zijn sigaar, wat een verschrikkelijk irritant tuttend geluid maakt. ‘Had je mijn plannen ook gedwarsboomd, als je wist dat die opdracht van mij kwam?’
Mijn volgende antwoord zal cruciaal zijn. Ik kan nu arrogant doen en zeggen dat het me geen fuck kan schelen dat hij de opdrachtgever was – wat in principe ook de waarheid is – of ik kan zijn ego strelen door te zeggen dat ik hem nooit zou dwarsbomen.
Normaal gesproken zou ik nooit voor de laatste optie kiezen, maar alles is nu anders. Er staat namelijk iets op het spel nu, of beter gezegd iemand. Ik zal er alles aan doen om Isabel uit de problemen te houden, zelfs als dat betekent dat ik mijn trots in moet slikken.
‘Natuurlijk niet, Esteban.’
Hij lacht, omdat die klootzak vast wel doorheeft dat ik lieg. ‘Ik had begrepen dat je iets leuks aan die opdracht over hebt gehouden.’
Zijn woorden laten mijn hart stilstaan, omdat het meteen duidelijk is dat hij op Isabel doelt. Fuck. ‘Is dat zo?’ vraag ik echter met een stalen gezicht. Ik moet mezelf hierdoorheen proberen te bluffen, maar ik ben bang dat dat al te laat is. ‘Naar mijn weten heb ik er slechts het kleingeld dat Camila mij betaald heeft aan overgehouden.’
Hij lacht weer — wat geen goed teken is. ‘Laten we er niet omheen draaien, mijn jongen. We weten beiden dat je niet vanwege het goede weer naar dit land bent gekomen. Je bent hier vanwege die rooie.’
Dit is fucked up en ik moet iets bedenken om zijn aandacht van Isabel af te leiden. Het liefst zou ik hem hier ter plekke afmaken, omdat dit een indirecte bedreiging richting Isabel is en hij haar daarnaast op een denigrerende toon die rooie noemt. Mijn positie is echter niet gunstig, aangezien er drie geweerlopen op mij gericht zijn.
‘Wie had dat ooit gedacht?’ gaat hij verder en hij lacht alweer. Ditmaal draait hij zich even om naar de drie mannen achter hem, alsof hij hen in het gesprek probeert te betrekken — terwijl ze waarschijnlijk niet eens weten waar dit over gaat. ‘Ik dacht altijd dat jij nog zieker was dan ik, mijn jongen, maar blijkbaar ben je toch in staat om liefde te voelen.’
Esteban noemde mij altijd de zieke coyote, omdat ik niet als een hond af te richten was, zoals de andere kinderen die hij probeerde te verkloten. Dat is ook de reden waarom hij mij uiteindelijk heeft weggestuurd. Ik was te ongehoorzaam en onvoorspelbaar voor hem. Dat beviel hem niet en daarom werd ik gedumpt, maar wel nadat hij me al had veranderd in het monster dat ik nu nog steeds ben.
‘Je zit er zo naast,’ bluf ik lachend. In mijn hoofd zeg ik het spijt me tegen Isabel, alsof ik denk dat het op een of andere telepathische wijze bij haar terecht zal komen. ‘Denk je nou echt dat die rooie mij wat boeit? Die ketting daarentegen…’ Ik kijk hem met samengeknepen ogen aan en wrijf met mijn duim en wijsvinger over mijn kaak, om wat tijd te winnen om mijn volgende move te bedenken. Het moet hem om die verdomde ketting te doen zijn, want ik kan geen andere reden bedenken waarom hij de hele fucking wereld overvliegt om mij op te sporen. ‘Is dat waar je naar op zoek bent, Esteban? Want dan moet ik je helaas teleurstellen. Ze heeft hem niet.’
‘Bla, bla, bla…’ Hij schudt zijn hoofd en gooit het restje van zijn sigaar op de grond, dat hij meteen daarna vertrapt met de zool van zijn zwartleren schoen. ‘Of jij liegt tegen mij. Of zij liegt tegen jou. Hoe dan ook, ik wil die ketting terug en jij gaat daar voor zorgen. Doe je dat niet…’ Hij gaat met het topje van zijn wijsvinger langs zijn keel, om te benadrukken welk lot mij dan te wachten staat. ‘Kies verstandig, mijn jongen.’
Mijn keuze doet er niet toe, want mijn eigen leven kan mij gestolen worden. Zolang Isabel maar veilig is, en ik ben bang dat dit nu niet meer het geval is. Als Esteban ook maar een minuscuul vermoeden heeft dat ik iets om haar geef, kan hij haar gebruiken om mij te wreken. Dat mag ik niet laten gebeuren. Ik mag verdomme geen doelwit van haar maken.
Hij gebaart naar zijn mannen dat het tijd is om te vertrekken en ik weet dat ze mij hier zullen achterlaten — in de middle of fucking nowhere. ‘Ik vraag me wel één ding af,’ zeg ik, voordat ze allemaal in de auto zijn gestapt. ‘Waarom is die ketting zo belangrijk?’
Het is gewoon niet logisch dat Esteban hiervoor de hele wereld over vliegt. Ja, die ketting heeft een enorme waarde, maar waarschijnlijk is het kleingeld voor iemand als Esteban. Hij heeft daarnaast genoeg mannetjes om dit soort shit voor hem te regelen en normaal gesproken zou hij ook niet het risico nemen om zelf zijn handen hieraan te branden.
Er moet meer aan de hand zijn.
‘Hij was van mijn Maria, God hebbe haar ziel.’ Hij maakt een kruisje met zijn hand, alsof hij een of andere goede gelovige is. Maria was Estebans vrouw en ik heb gehoord dat zij jaren geleden op brute wijze vermoord is als wraak op hem. ‘Maar een of andere dwaas heeft hem van mij gestolen.’ Met dezelfde hand als waar hij net een kruisje mee maakte, maakt hij nu een oneerbiedig gebaar om te benadrukken dat hij kotst op de dwaas die het in zijn hoofd haalde om hem te bestelen. ‘Ik heb al met hem afgerekend, maar die verdomde ketting was nergens te bekennen, want raadt eens, mijn jongen?’
Hij hoeft zijn zin niet af te maken, want ik weet het antwoord allang. De dwaas in dit verhaal is namelijk overduidelijk de vader van Isabel. Fuck. Dat betekent ook dat Esteban verantwoordelijk is voor zijn dood… en dat kan ik niet voor haar achterhouden, ook al gaat dit nieuws haar waarschijnlijk nog meer kapot maken. Ze moet dit weten.
Esteban lacht slechts en draait zich vervolgens om, om richting de zwarte auto die een eindje verderop geparkeerd staat te lopen. ‘Eén week, Jesús.’ Hij steekt zijn wijsvinger omhoog, zonder om te kijken. ‘En dan heb ik mijn ketting terug.’