HOOFDSTUK 7
James
Ik werp inmiddels al de zoveelste blik op mijn horloge en er zijn slechts vijf minuten verstreken sinds ik de laatste keer de tijd controleerde. Isabel houdt blijkbaar van uitslapen, want het is ondertussen al half tien geweest en ze is nog steeds niet van de slaapkamer gekomen.
Het kost me moeite om niet te gaan kijken, maar zodra ik dat doe weet ze dat ik gewoon toegang heb tot de slaapkamer. Ik denk niet dat ze dat kan waarderen.
Nog voor zonsopkomst ben ik hier aangemeerd, bij een onbewoond eiland behorende bij de Turks- en Caicoseilanden. Ik heb vervolgens een paar uurtjes slaap gepakt, ben op het eiland gaan hardlopen en heb ontbeten. Ik heb zoveel mogelijk gedaan om de tijd te doden, want ik wil niet wanhopig en ongeduldig overkomen.
Die kus smaakte naar zo veel meer en het kostte me al mijn wilskracht om op dat moment te stoppen en afstand van haar te nemen. Waarschijnlijk had ik haar kunnen neuken, want ik merkte aan alles dat ze me niet had tegengehouden. Toch hield iets me tegen, want ik wil haar niet slechts voor één keer.
Dit… zij is anders en ik wil haar op een heel andere manier, dan dat ik ooit een vrouw gewild heb. Ik wil haar helemaal, haar lichaam en haar ziel - ook al heb ik geen idee wat ik daarmee bedoel - en ik wil dat zij mij net zo hard wil.
Maya spitst haar oren, waardoor ik merk dat Isabel eraan komt. Ze verschijnt een kort moment later op het dek in een kort, babyblauw zomerjurkje.
'Goedemorgen,' begroet ik haar, terwijl ik iedere centimeter van haar in me op probeer te nemen. Ze is fucking prachtig, misschien nog wel mooier dan gisteren. De roomwitte huid van haar hals wordt nu bedekt door meerdere paarse vlekken - die ze wanhopig met haar loshangende haren probeert te bedekken - en dit brengt een soort gevoel van triomf bij me teweeg. Het voelt alsof ik haar gemarkeerd heb. Alsof ze van mij is.
'Hoi,' mompelt ze zachtjes, terwijl haar blik overal naartoe gaat, behalve naar mij. Het is overduidelijk dat ze zich ongemakkelijk voelt, vermoedelijk vanwege onze zoen van vannacht.
'Kom zitten.' Ik maak een handgebaar naar de stoel tegenover mij en kom zelf overeind. Wellicht helpt het als ik haar een beetje ruimte geef. 'Wat wil je voor ontbijt?'
Ik kan me niet herinneren dat ik ooit eerder een ontbijt voor iemand klaar heb gemaakt, maar blijkbaar ben ik bereid om voor Isabel een uitzondering te maken.
'Iets van fruit of zo,' antwoordt ze, nog steeds met een zachte stem. Ze neemt plaats op de stoel en strijkt over de kreukels van haar jurk.
'Drink je koffie?'
'Eh, nee. Ik drink nooit koffie,' antwoordt ze met een duidelijke afkeer in haar toon. Ze glimlacht eventjes naar me en ik moet mezelf beheersen om haar niet hier op de tafel te gooien en haar ter plekke te nemen. 'Een glaasje water is prima.'
Ze eet geen vlees.
Ze drinkt geen koffie.
Ze eet fruit als ontbijt.
Waarom vind ik het belangrijk om dat te onthouden?
'Hoe gaat het met je enkel?' vraag ik, wanneer ik terugkom met een schaaltje fruit en een flesje water. 'Heb je nog pijn?'
'Eh, nee…' Ze glimlacht weer heel even en poetst met haar vingertoppen over een aardbei. Denkt ze soms dat ik die niet gewassen heb, voordat ik die aan haar gaf? 'Wat is dit eigenlijk voor een eiland?'
Ze stopt de aardbei in haar mond en ik ben volledig afgeleid door hoe haar heerlijke lippen zich rondom het stuk fruit vormen. Shit, nu kan ik de gedachte hoe die lippen eruit zouden zien rondom mijn pik niet meer uit mijn hoofd krijgen.
'Het ziet er nogal… onbewoond uit,' gaat ze verder. Haar toon is redelijk brutaal, alsof ze me probeert uit te dagen. 'Heb je hier een afspraak? Ik dacht namelijk dat we alleen tussenstops hadden op plekken waar je een afspraak had. Je zei tenminste dat je…'
'Ik weet wat ik gezegd heb,' onderbreek ik haar op een behoorlijk botte toon.
'Maar je bent gewoon niet zo een man van je woord?' gooit ze er nog een schepje bovenop. Deze keer durft ze het zelfs aan om me recht in mijn ogen aan te kijken, met een bitchy blik die me voor geen meter bevalt.
Ik adem diep en langzaam in, zodat ik mijn woede hopelijk enigszins onder controle kan houden. Ze stelt mijn geduld nu echt behoorlijk op de proef en het liefst zou ik haar nu zoveel pijn doen, dat ze het nooit meer in haar hoofd haalt om zo brutaal tegen me te zijn.
Ze stopt een stukje mango in haar mond en blijft me met die uitdagende blik aankijken. Ze is blijkbaar nog niet klaar met haar kutopmerkingen. 'Met dit soort onnodige tussenstops gaat het inderdaad wel even duren, voordat we in Miami zijn.’
'Ben jij altijd zo fucking ondankbaar?' snauw ik, terwijl ik mijn vuisten onder de tafel bal, omdat mijn handen letterlijk beginnen te jeuken.
'Ondankbaar?' Ze snuift en spuugt verontwaardigd het gekauwde stuk mango uit op haar bord, temidden van de rest van het fruit. 'Je verwacht dat ik je dánkbaar ben? Mijn nek ziet er verdomme uit alsof je me gewurgd hebt!'
'Gaat het nu opeens daar over?' lach ik hoofdschuddend. Ik krijg spontaan zin om daadwerkelijk mijn handen om haar hals te leggen en haar te wurgen, gewoon om haar te laten zien dat ze zich nu behoorlijk aanstelt. 'Je bent gewoon een ondankbaar, verwend kind.'
Ze mompelt iets wat ik niet kan verstaan - waarschijnlijk een scheldwoord in het Nederlands - en schuift vervolgens haar stoel met een luid kabaal naar achteren, omdat ze overeind wil komen. Ze heeft slechts twee stukjes fruit gegeten - waarvan ze er één weer heeft uitgespuugd - en het maakt me woedend dat ze niet van plan lijkt de rest op te eten.
'Zitten blijven!' Ik sla hard met mijn vuist op de tafel en ze kijkt me meteen geschrokken aan met haar grote, amberkleurige ogen. Als ze denkt dat ik dit accepteer, is ze echt behoorlijk dom. 'Je gaat niet van tafel, voordat je dat op hebt gegeten!'
Er komt een hoog lachje uit haar mond, dat tussen minachtend en nerveus in schommelt. Ze lijkt even overdonderd door mijn reactie, maar zet alsnog haar handen op het tafelblad om overeind te komen. 'Want anders?'
Onze blikken blijven in elkaar gehaakt, aangezien we beiden niet willen toegeven aan de ander. Zij gaat dit spelletje echter niet winnen — over mijn lijk. 'Dan dump ik je op dit onbewoonde eiland en dan zoek je het maar uit.'
'Dat zou je niet doen.' Ze twijfelt — en terecht ook. Ik zou haar daadwerkelijk hier achterlaten, puur en alleen om mijn punt duidelijk te maken. Zij mag dan misschien stronteigenwijs zijn, ik laat ook absoluut niet over me heen lopen.
Ik haal nonchalant mijn schouders op. 'Ik zou zeggen, probeer het maar en dan kom je er vanzelf achter.'
Ze slikt en ik zie aan haar dat het moeizaam gaat, omdat ze nerveus is. Ze moet aanvoelen dat ze in deze situatie aan het kortste eind trekt, want ze is min of meer afhankelijk van mij. Haar trots staat haar echter nog behoorlijk in de weg.
'Ga je dat nog opeten?' Ik zet haar onder druk door haar dat te vragen. Misschien wakker ik haar opstandigheid zelfs nog meer aan.
Weer volgt er een kort moment van twijfel, waarna ze met een schorre stem nee antwoordt.
Ik kom overeind en haar ogen worden nog groter. 'Weet je dat zeker?' Ik nader haar kalm en langzaam, omdat haar dat meer angst aanjaagt dan wanneer ik een sprint naar haar toe trek. Ze houdt me met argusogen in de gaten - zonder haar hoofd te draaien - terwijl ik steeds dichterbij kom. 'Laatste kans…'
De keuze die ze vervolgens maakt, had ik niet zien aankomen. Ik vraag me nu ook af of ze mijn woede mis-interpreteert en denkt dat ik een jolig spelletje met haar speel, omdat haar ogen zelfs voor even lijken te twinkelen. Ze grijpt met haar hand in het fruit en gooit vervolgens een hele lading tegen mijn shirt.
Ze doet nog een poging om weg te sprinten, maar ik heb mijn hand al in haar haren verstrengeld, nog voordat ze daar daadwerkelijk een poging toe kan wagen. Ik trek haar rug tegen mijn borst en omsluit haar keel met mijn andere hand, al bedwing ik mezelf nog om haar daadwerkelijk te knijpen.
De twinkeling in haar ogen is geheel verdwenen en heeft plaatsgemaakt voor pure angst, omdat ze nu pas door lijkt te hebben dat ik geen grap maakte. 'Niet doen!' piept ze met een smekende blik in haar ogen.
'Je maakt verkeerde keuzes, Isabel.' Voor heel even twijfel ik om haar los te laten, want misschien was dit al voldoende om haar een lesje te leren. Wanneer ze echter haar middelvinger naar me opsteekt, ben ik het helemaal zat.
Ik leg haar over mijn schouder en negeer haar gekrijs en het gebonk van haar vuisten tegen mijn rug. Ik loop met haar richting de achterzijde van de boot, waarbij we Maya passeren die waakzaam haar kop optilt en nogal verward lijkt te zijn door het harde geschreeuw van Isabel.
Vervolgens spring ik zonder enige waarschuwing met haar in de helderblauwe zee. Waarschijnlijk krijgt ze daardoor een lading water binnen, want ze hoest vervolgens alsof ze elk moment kan stikken.
Zolang ze hoest, krijgt ze in ieder geval nog voldoende lucht. Ik laat me dus niet door dat kuchje tegenhouden en grijp haar pols vast, om haar achter me aan te sleuren, terwijl ik richting het strand zwem.
'Doe normaal!' krijst ze, als ze uitgehoest is. Haar woede voert nog steeds de boventoon en ik vermoed dat ze het niet voor elkaar gaat krijgen om haar excuses aan te bieden. In dat geval moet ze het maar op de harde manier leren, met alle gevolgen van dien. 'Dit kun je niet maken!'
Bied dan verdomme je excuses aan, gaat er de hele tijd door mijn hoofd. Ik wil het echter niet voor haar voorkauwen, want ik heb haar zojuist meer dan voldoende uitwegen gegeven om dit te voorkomen.
Ze weigert haar voeten in het zand te zetten als we het ondiepe water bereiken, dus ik moet haar wederom over mijn schouder hangen, om te voorkomen dat ik haar per ongeluk verdrink.
'Ga je me echt hier achterlaten?' Haar toon klinkt opeens anders, minder furieus. Ze lijkt nu pas te beseffen dat ik serieus ben. Ik twijfel zelfs of ze nu aan het huilen is, maar misschien speelt ze dat slechts. 'Ga je dat echt doen, Jamie?'
'Dat is dan je eigen schuld.' Ik kan me nu niet laten beïnvloeden door haar zielige toon, want dan is dit allemaal voor niets geweest. Isabel is blijkbaar iemand die moet voelen, voordat ze luistert. Ze heeft het ogenschijnlijk nodig om behandeld te worden zoals ze zich gedraagt; als een klein kind.
'Het spijt me,' klinkt het vervolgens, zo zacht dat ik twijfel of ik het wel goed heb verstaan.
Ik laat haar voorzichtig over mijn schouder naar beneden zakken, zodat ze vlak voor me, zittend in het zand terechtkomt. 'Wat zei je?' Ik zak op mijn knieën in het zand en leun voorover, zodat ik haar kaak stevig vast kan pakken en haar kan dwingen om me aan te kijken. Haar ogen zijn gevuld met tranen, die ze heel hard probeert binnen te houden. Ik betwijfel eerlijk gezegd of het echte tranen zijn, of dat ze slechts ontzettend veel medelijden met zichzelf heeft. Op mijn medelijden hoeft ze in ieder geval niet te rekenen. 'Isabel, wat zei je?'
'I-ik…' Er volgt een luide snik en er rolt een traan uit haar oog. Ze probeert haar hoofd los te trekken uit mijn hand, maar ik voeg mijn andere hand erbij om mijn grip te verstevigen. 'H-het… spijt… m-me,' snift ze uiteindelijk, met gesloten ogen.
Het sadistische deel van mij geniet van haar tranen, want het geeft me nou eenmaal op een bizarre manier voldoening om haar voor mijn ogen te zien breken. Het menselijke in me wil haar het liefst in mijn armen nemen, haar tranen wegkussen, troostend heen en weer wiegen en zeggen dat het allemaal wel goed komt.
Dat kan ik echter niet doen. 'Ik ga je hier niet achterlaten,' zeg ik, in de hoop dat haar dat enigszins geruststelt. 'Maar je gaat zo wel dat fruit opeten,' maak ik haar duidelijk. 'En dit flik je me niet nog een keer.'
Ze knikt stilletjes en veegt vluchtig haar tranen van haar wangen. Nog steeds kijkt ze me niet aan en ze wekt daardoor de indruk onderdanig te zijn, maar ik geloof absoluut niet dat dat het geval is. Dit is vast en zeker niet de laatste keer dat ze me uitdaagt en ergens hoop ik zelfs dat dat niet het geval is. Haar vurige karakter is namelijk nog steeds hetgeen wat haar zo aantrekkelijk maakt, ondanks dat ze daarmee ook het bloed onder mijn nagels vandaan haalt. Het maakt haar een uitdaging.
Míjn uitdaging.
Haar amberkleurige ogen kijken nog steeds verschrikt - als een bang vogeltje - als ik haar met mijn handen op haar schouders op het zitvlak van de stoel dwing. De doorweekte stof van haar babyblauwe jurkje laat een natte plek achter op het zachte kussen, maar dat is voor nu even onbelangrijk.
'Opeten.' Ik leun over haar lichaam heen en schuif het bord met het fruit dichterbij. Ik hoor haar oppervlakkige ademhaling duidelijk in mijn oor, wanneer ik met mijn gezicht langs het hare kom.
Tot mijn verbazing begint ze zonder enige vorm van protest stukjes fruit in haar mond te stoppen. Ik ben echter nog niet helemaal klaar met haar, want dit is te gemakkelijk. Pas op het moment waarop ik de restjes van het dek opraap - die ze eerder tegen mij aan heeft gegooid - barst ze los. 'Gadver, dat ga ik écht niet opeten, hoor!'
'Jawel.' Ik blijf zo kalm mogelijk en gooi alle opgeraapte stukjes op haar bord erbij. Ik neem weer achter haar plaats, zodat ik op haar neer kijk en ik haar de mogelijkheid ontneem om haar stoel naar achteren te schuiven. Ik verwacht niet dat dit zonder slag of stoot gaat, maar ik verwacht wel dat ik degene ben die deze strijd wint.
'Ik eet niet van de grond!' Ze schudt sissend haar hoofd en houdt haar handen teruggetrokken omhoog, alsof ik zojuist een brandende massa op haar bord gedeponeerd heb. 'Misschien heeft je hond er wel aan gelikt of zo!'
'Maya heeft er niet aan gelikt.' Dat durf ik met zekerheid te zeggen, want Maya eet alleen iets op wanneer ze daar mijn toestemming voor krijgt. Mijn hond is perfect afgericht — in tegenstelling tot het eigenwijze meisje dat nu voor mijn neus zit. 'Opeten, Isabel.'
Ze kantelt haar hoofd even naar achteren en kijkt me aan. Haar ogen hebben nog steeds diezelfde angstige blik, maar het vuur begint weer terug te keren. Toch houdt ze zich overduidelijk nog in. ’Dit kun je niet van me vragen.’
'Blijkbaar wel.' Ik onderdruk de neiging om mijn vingers in haar haren te verstrengelen en haar hoofd naar achteren te trekken. Door deze zinloze discussie raakt mijn geduld op. 'Dit zijn de consequenties van je eigen gedrag, Isabel.'
'Maar…' Ze buigt haar hoofd weer naar voren en staart even naar de portie fruit op het bord, alsof ze intern haar keuzes aan het overwegen is. 'Ik heb toch al mijn excuses aangeboden?'
'Dat is niet genoeg.' Ik kan het niet laten om alsnog mijn vingers door haar natte haren te strijken. Ze voelen minder zacht dan vannacht, waarschijnlijk door het zeewater. 'Je verdient straf.'
Haar hoofd schiet meteen weer omhoog, waardoor mijn hand aan de achterzijde van haar nek belandt. 'Straf?!' Haar stem slaat bijna over uit ontsteltenis. 'Je wilt mij straffen?'
'Inderdaad.'
Ik voel de spieren in haar nek aanspannen en haar ogen worden zo groot, dat ze bijna uit hun kassen dreigen te vallen. 'Jij bent niet goed bij je hoofd,' fluistert ze vervolgens, alsof ze niet in staat is om meer geluid te produceren. 'Je wilt mij straffen, door me van de grond te laten eten. Hoor je zelf niet hoe ziek dat klinkt?'
'Het kan ook op een andere manier, maar ik weet zeker dat je hier de voorkeur aan geeft.'
Haar schouders schokken kort en ik voel de huivering via haar ruggengraat door de rest van haar lichaam schieten. Om de een of andere reden lijkt ze meteen door te hebben waar ik op doel, zonder dat ik haar dat verder uit moet leggen. 'Je bedoelt…' Haar stem trilt nerveus en ze schraapt zachtjes haar keel. Ze rolt haar schouders naar achteren, wellicht in de hoop dat ze mijn hand daarmee weg krijgt. 'Dat je me pijn wil doen?'
Ze weet het antwoord al en waarschijnlijk vraagt ze alleen maar mijn bevestiging in de hoop dat ik haar vermoeden ontkracht. 'Ja.'
Zodra ik dat woord uit heb gesproken, duwt ze mijn hand weg. Ze walgt van me en ik kan het haar niet kwalijk nemen, noch kan ik er iets aan veranderen.
Wie niet luisteren wil, moet voelen. Het is de enige manier die ik ken en ik ben zelf ook op die manier grootgebracht.
'Dus, Isabel…' Ergens hoop ik dat ze voor het onverwachte zal kiezen, puur en alleen omdat het mijn eigen voorkeur heeft. Niet alleen omdat ik weet dat het effectief is, maar ook omdat allerlei ideeën door mijn hoofd flitsen over wat ik met haar wil doen. 'Ga je dat fruit opeten, of moet ik je pijn doen?'