HOOFDSTUK 8

Isabel

Ik prop een paar stukken fruit tegelijkertijd in mijn mond en doe mijn uiterste best om niet te kokhalzen. Waarschijnlijk zie ik eruit alsof ik in geen weken heb gegeten en nu als een hongerige barbaar tekeer ga, maar niets is minder waar. Nog nooit eerder heeft het eten van voedsel me zo erg tegengestaan.
In mijn ooghoeken wellen een paar tranen op, grotendeels veroorzaakt door frustratie, woede en angst.
Frustratie omdat ik niet eerder door heb gehad dat James blijkbaar een of andere psychopaat is. Ik wist al meteen dat hij iets gevaarlijks had, maar ik kon er niet precies mijn vinger op leggen. Ik verwarde het waarschijnlijk met gevaarlijk knap - wat hij ook zeer zeker is - maar dat was niet hetgeen waar ik voor op mijn hoede moest zijn.
Woede die vooral gericht is op mezelf, omdat ik momenteel iets aan het doen ben waar ik absoluut niet achter sta. Het past niet bij me om gehoorzaam te zijn en het feit dat ik nu geen andere keuze voel, maakt me laaiend.
En angst… omdat ik net al merkte door de manier waarop hij me de zee in sleurde, dat ik daadwerkelijk iets te vrezen heb. Hij zegt dat hij me pijn wil doen en ik weet dat hij niet doelt op een speelse tik op mijn billen. Hij kijkt naar me alsof ik een dier ben, een hond, iets wat je moet africhten.
Ik prop wederom een paar stukken fruit in mijn mond en ik vervloek mijn maag, omdat die absoluut geen poging doet om me te ondersteunen in deze situatie. Op dit moment wil ik bijna alles doen om te voorkomen dat James alsnog boos op me wordt en ik ben bang dat het uitkotsen van mijn eten niet door hem gewaardeerd zal worden.
O god, wat nou als hij me dwingt om mijn eigen braaksel op te eten?
Die gedachte is niet verstandig, want mijn maag begint heviger samen te knijpen en ik merk dat ik het niet meer tegen kan houden. Ik sla mijn hand voor mijn mond en wurm mezelf uit de tuinstoel - wat nogal lastig gaat, aangezien James me aan de achterzijde blokkeert - om zo snel mogelijk richting de rand van het dek te rennen.
Het fruit wat ik zojuist naar binnen heb gepropt belandt in de helderblauwe zee en de tranen rollen inmiddels over mijn wangen. Het lijkt alsof ik een kraan open heb gezet, want mijn maag blijft samenknijpen en mijn tranen stromen als een waterval naar beneden.
Ik voel me hulpeloos, piepklein en zielsalleen en ik overweeg of de optie om achtergelaten te worden op een onbewoond eiland niet beter is, dan met een psychopaat opgescheept zitten. Misschien is zijn uiteindelijke plan wel om me te vermoorden en in dat geval is sterven op een eiland - min of meer onder mijn eigen voorwaarden - wellicht beter.
Mijn lichaam verstijft en er schiet een rilling vanaf mijn kruin naar het onderste deel van mijn ruggengraat, wanneer ik een hand op mijn rug voel. Zíjn hand. Ik sta nog steeds voorover gebogen, met mijn handen om de reling van het dek en mijn gezicht naar het water gericht.
'Gaat het?'
Ik lach in mezelf - een sarcastisch lachje - omdat ik mijn oren niet kan geloven. Als ik volledig mezelf zou durven zijn, zou ik een bijdehand antwoord geven over wat hij me zojuist heeft aangedaan… maar dat durf ik niet. In plaats daarvan begin ik heviger te snikken en daar reageert hij op door mijn schouders vast te pakken en me tegen zijn lichaam aan te trekken.
Wederom verstijf ik voor een kort moment, omdat dit behoorlijk verwarrend is. Een paar seconden geleden dwong hij me nog om voedsel op te eten wat op de grond heeft gelegen en nu troost hij me, omdat ik datzelfde voedsel niet binnen weet te houden.
Ik kom echter binnen een paar seconden bij zinnen en probeer mezelf los te maken van zijn lichaam, door mijn handen tegen hem af te zetten. Hij verstevigt zijn grip echter, waardoor ik me gevangen voel in zijn armen. 'Laat me los!' Ik wil niet dat hij me vasthoudt, want het maakt het allemaal zo veel erger. Ik kronkel en ik wurm mijn lichaam heen en weer, maar het heeft geen enkel effect.
Mijn geduw gaat over in vuistslagen tegen zijn lichaam. Het voornemen om bijna alles te doen om te voorkomen dat hij boos wordt, lijkt geheel te zijn verdwenen. Op dit moment wil ik alleen maar weg, uit zijn buurt.
Mijn frustratie groeit, net als de hoeveelheid tranen die over mijn wangen naar beneden rollen. De worsteling van eerder - toen hij me de zee in sleurde - het braken en het feit dat ik verder niets meer gegeten heb sinds gistermiddag, zorgen ervoor dat mijn lichaam vrij snel verslapt. Hij is te sterk voor me en na een uitbarsting van een paar minuten, kan ik niets anders doen dan me over te geven aan zijn omhelzing en te huilen in de armen van degene die de oorzaak is van mijn tranen.
Hij tilt mijn kleine lichaam omhoog en draagt me richting een ligbedje dat ergens op het midden van het dek staat. Ik ben met mijn één meter vijfenzestig geen enkele partij voor hem, aangezien hij ruim twintig centimeter groter dan ik is. Wanneer hij gaat zitten, beland ik op zijn schoot, met zijn armen om me heen en mijn lichaam zacht heen en weer wiegend.
Zonder iets te zeggen troost hij me. En zonder weerstand te bieden accepteer ik het.
Het is zelfs zo rustgevend dat ik na een tijdje bijna dreig in slaap te vallen op zijn schoot. Ik wijt het aan de vermoeidheid van mijn lichaam, maar ik ben bang dat de waarheid is dat ik voor heel even vergeten was wat hij voor een ziek persoon is.
Ik bevind me midden op zee, ver van de bewoonde wereld, met een of andere psychopaat. Ik ben zo dom geweest om met hem mee te gaan, zonder dat iemand weet waar ik ben. Dat betekent dat er heel veel dingen kunnen gebeuren en in mijn hoofd passeren telkens de meest verschrikkelijke scenario’s.
Ik duw mezelf naar achteren, zodat ik los kom van zijn lichaam. Gelukkig verzwakt hij de greep van zijn armen en laat hij het toe. Ik durf hem niet aan te kijken, dus ik zit bewust met mijn rug naar hem toe gedraaid. 'Wat ga je met me doen?' Het kost me een paar minuten, voordat ik die vraag durf te stellen. Ik moet het weten, maar tegelijkertijd ben ik bang voor het antwoord.
Hij streelt zacht met zijn vingertoppen over mijn schouder. Een onverwachte tedere aanraking, die behoorlijk verwarrend werkt voor mijn gemoedstoestand. 'Ben je bang voor me?'
Mijn instinctieve reactie is mijn hoofd schudden, want het lijkt me niet verstandig om mijn angst kenbaar te maken. Misschien gaat hij daar wel misbruik van maken. 'Ik begrijp gewoon niet waarom je opeens zo gemeen moest zijn.'
'Niet?' Hij verzamelt mijn haren aan de achterzijde van mijn nek in zijn hand en trekt me achterover, zodat ik met mijn rug tegen zijn bovenlichaam beland. Het doet geen pijn, maar ik vind het absoluut niet prettig. 'Ik ben gisteren en vanochtend hartstikke lief tegen je geweest, Isabel. Ik heb je drinken betaald, je spullen gedragen, ervoor gezorgd dat je ex wegging, mijn reis aan jou aangepast en vanochtend bedank je me door het fruit, dat ik voor jou klaar heb gemaakt naar me te gooien, alsof ik je fucking slaaf ben. En dan begrijp je niet waarom ik opeens niet meer zo lief tegen je ben?'
Ik slik en voel een ongemakkelijk gevoel in mijn lijf, omdat hij min of meer gelijk heeft. Zelf had ik het nog niet zo bekeken, maar ik heb me inderdaad als een bitch opgesteld. Het neemt echter niets weg aan het feit dat hij zich zojuist als een psychopaat gedragen heeft.
'Wat heb je daar op te zeggen?'
Ik haal mijn schouders omhoog, al zou ik het liefst van alles er op willen antwoorden. Het zijn echter geen vriendelijke woorden en aangezien hij mijn haren vastheeft, lijkt het me verstandiger om mijn mond te houden.
Mijn zwijgen lijkt hem ook niet helemaal te bevallen, want hij maakt een sissend geluid, maar hij laat vervolgens wel mijn haren los en duwt me zachtjes naar voren. Zijn toon verandert ook meteen weer. 'Ga je tanden poetsen en douchen. Je stinkt naar kots.’
Ik loop vlug, met knikkende knieën, terug naar de slaapkamer, terwijl er maar één ding door mijn hoofd gaat: Ik moet hier zo snel mogelijk weg.
Ik voel me machteloos, klein, maar vooral erg dom… en ik haat dit gevoel. Het maakt me onrustig, alsof er een storm in mij woedt, die ontzettend veel verdriet en boosheid bij me opwekt.
Het was dom om met James mee te gaan op zijn boot en als ik iets beter had nagedacht, dan had ik dat kunnen weten. Ik heb me echter weer eens laten leiden door mijn impulsiviteit, terwijl ik na twintig jaar inmiddels beter had moeten weten.
Blijkbaar leer ik het nooit.
Ik had nee kunnen zeggen tegen James en gewoon - zoals ik van plan was - een vliegtuig terug naar huis kunnen nemen. In plaats daarvan heb ik voor het onzekere, het gevaarlijke gekozen. Ik verdien het om in de problemen te komen, want ik zoek dit zelf op.
Ik heb een vorm van ontlading nodig, iets wat me uit deze stroomversnelling van emoties haalt. De behoefte om mezelf pijn te doen wordt steeds sterker. Zo sterk, dat het me bijna tot waanzin drijft en ik nergens anders meer aan kan denken.
Mijn hartslag klopt in mijn keel en het wordt steeds lastiger om rationeel te denken. Ik ga op zoek naar iets en vind uiteindelijk een klein, maar scherp, nagelschaartje in het badkamergedeelte.
Ik adem diep in en druk de punt van het schaartje tegen de huid van mijn pols. 'Het spijt me,' fluister ik tegen mezelf, omdat ik wederom dat doe, waarvan ik mezelf beloofd had dat het nooit meer zou gebeuren.
Zodra ik mijn eigen bloed zie, voel ik een deken van rust over me heen vallen.
Het is slechts tijdelijk, want over een paar minuten verandert dit gevoel in spijt. Tegen die tijd kan ik er echter niets meer aan veranderen en zal ik moeten dealen met wat ik heb aangericht… voor de rest van mijn leven.