Hoofdstuk 7

Noah

 

Ik weet niet precies wat ze in die berichten gelezen heeft, maar sinds ze me verteld heeft dat haar moeder in het ziekenhuis ligt, is haar gezicht lijkbleek. Zelfs toen ze vanochtend en vannacht meermaals moest overgeven zag ze er nog niet zo slecht uit als nu.
Een vreemd gevoel van bezorgdheid kruipt door mijn aderen, ondanks dat ik zowel haar als Chantal amper ken. Normaal gesproken bekommer ik me echt niet zo om mensen die ik pas net ken. Ik zou iets willen doen of zeggen, zodat ze zich beter voelt… maar ik kan niets bedenken.
'Zal ik zo met je mee naar binnen gaan?' hoor ik mezelf vragen en meteen heb ik spijt ervan dat ik dit als vraag stel. Ik weet namelijk dat ze nee zal zeggen, omdat ik een vaag voorgevoel heb dat zij gewend is om alles in haar leven alleen te doen. Ze zal niet snel hulp accepteren — van niemand. 'Ik ga met je mee naar binnen,' stel ik snel bij.
Ze schenkt me een klein, zwak glimlachje. 'Dat hoeft niet, Noah.'
'Dat weet ik,' antwoord ik. Na een korte seconde van twijfel, besluit ik om haar hand vast te pakken. Godzijdank duwt ze me niet weg. 'Maar ik wil het. Je hoeft niet alleen naar binnen te gaan.'
'Mijn oma is er ook,' zegt ze, terwijl ze zuchtend door mijn autoraam naar buiten staart. Ik ga er vanuit dat ze daarmee probeert aan te geven dat ze dus niet alleen is, maar dan vult ze aan: 'Ze is niet zo aardig.'
'Dat kan me niets schelen, Haley.' Ik knijp zachtjes in haar hand. 'Van mijn part scheldt ze me verrot…' Ik haal mijn schouders op, want het kan me daadwerkelijk niets schelen. Ik wil er gewoon voor haar zijn, voor het geval ze dat nodig heeft. 'Ik ga mee voor jou, niet voor je oma.'
'Oké,' glimlacht ze kort. Ik ga er vanuit dat ze daarmee bedoelt dat ik zometeen mee naar binnen mag.
Wanneer we bij het ziekenhuis arriveren, rijd ik mijn auto de parkeergarage binnen. Haley zegt of doet niets om me tegen te houden, dus ik ga er nog steeds vanuit dat ze het goed vindt als ik mee naar binnen ga. Ze zegt of doet sowieso niets meer… het lijkt alsof ze zich geheel voor alles afsluit.
Ik leg mijn hand op haar rug, wanneer we door de gang van de intensive care lopen, gewoon om haar te laten weten dat ik er voor haar ben, maar ik betwijfel of ze dat überhaupt in de gaten heeft. Haar spieren voelen hard en gespannen. Ik vermoed ook dat ze vooraf al wist hoe ernstig haar moeder eraan toe is. Ik daarentegen had geen enkel idee dat het zo erg was.
Fuck. Als ik dit geweten had… had ik waarschijnlijk nooit voorgesteld om met Haley mee naar binnen te gaan. Niet omdat ik er niet voor haar wil zijn, maar omdat ik bang ben dat ik er in dit geval helemaal niet voor haar kan zijn.
Dit is fucking confronterend en ik weet niet of ik al voldoende met mijn eigen demonen af heb gerekend, om iemand anders in een soortgelijke situatie te ondersteunen.
Chantal ligt in een aparte eenpersoonskamer, vastgekoppeld aan allerlei verschillende apparatuur die haar lichaam op gang proberen te houden. Haar ogen zijn gesloten, haar gezicht is bijna onherkenbaar - paars en gezwollen - en uit haar mond komt een dikke slang die haar longen voorziet van de nodige zuurstof. Er klinken verschillende piepjes - god, wat haat ik dat geluid - en de monitoren naast haar bed laten verschillende waardes van haar vitale functies zien. Ik heb geen idee wat het allemaal betekent, maar het ziet er niet goed uit.
Naast het bed van Chantal zit een vrouw van middelbare leeftijd, die ik niet anders kan omschrijven dan keurig. Ze laat me op een bepaalde manier aan Haley denken en ik vermoed dat dit komt, doordat het haar oma is.
Haar lichtblauwe ogen hebben een waterige glans, maar ze ziet er verder niet uit alsof ze op het punt staat om in tranen uit te barsten. Haar lippen vormen zich tot een glimlachje wanneer ze Haley ziet, maar het is geen warme, liefdevolle glimlach — het is eerder wrang. Deze vrouw ziet er verbitterd uit.
Ik kan me bijna niet voorstellen dat deze vrouw de moeder is van de losbandige Chantal. Maar goed, ik kan me ook amper voorstellen dat Haley een dochter is van diezelfde losbandige vrouw. Blijkbaar is Chantal een vreemde eend in de bijt, in deze familie.
'Je bent er eindelijk…' Haar toon klink veroordelend, alsof ze het Haley kwalijk neemt dat ze er niet al eerder was. Ze schenkt geen enkele aandacht aan mij, maar dat vind ik niet zo erg. In plaats daarvan strekt ze haar hand uit naar Haley. Het gebaar komt nogal kinderlijk over, alsof Haley een kleuter is die begeleiding nodig heeft. 'Kom…'
Haley legt haar hand in de hare en laat zich door haar oma richting het bed trekken.
'Het is niet goed, lieverd,' zegt ze tegen haar kleindochter, terwijl ze gevoelloos met een vlakke hand over Haley’s rug wrijft. 'Ze hebben gezegd dat we rekening moeten houden met het ergste.'
Ik zie dat Haley een kleine, knikkende beweging met haar hoofd maakt, maar ze zegt verder niets. Het lijkt erop dat ze zich groot probeert te houden en ik heb het gevoel dat haar oma dat ook van haar verlangt — terwijl ze net te horen heeft gekregen dat haar moeder misschien nooit meer wakker wordt.
Op dat moment draait haar oma haar hoofd en wordt mijn aanwezigheid pas door haar erkend. 'Jij kunt weer gaan,' zegt ze op een ijskoude toon. Haley overdreef niet toen ze zei dat haar oma niet zo aardig is. 'Dit is een familieaangelegenheid.'
'Ik wacht wel op de gang,' zeg ik, vooral tegen Haley.
Haar oma is echter degene die antwoordt. ’Dat hoeft niet.’
'Haley?' Ik wacht op een reactie van haar, aangezien ik niet zomaar weg wil gaan. Eerlijk gezegd ren ik het liefst zo hard mogelijk naar buiten, maar als zij me nodig heeft dan blijf ik — hoe moeilijk ik dat zelf ook vind.
'Het is oké,' antwoordt ze met een schorre stem, overduidelijk dat ze haar emoties onder controle probeert te houden. Ze kijkt me kort aan en glimlacht zwakjes. 'Dankjewel, dat je mee bent gekomen.'
Ik verlaat even later het ziekenhuis weer en heb het gevoel dat ik niet echt iets voor haar heb kunnen doen. Het enige wat ik nu nog kan doen, is heel hard hopen dat ze niet hetzelfde zal doormaken, als wat ik een aantal jaar geleden zelf mee heb gemaakt.

12.03: Laat het me aub weten als ik iets voor je kan doen. Sterkte.

Ik hoor echter niets meer van haar.