Hoofdstuk 9
Haley
Ik weet niet eens waarom ik hier naartoe ben gekomen, maar toch zit ik hier: op zijn bank met een fleecedekentje over mij heen gedrapeerd en een coolpack op mijn knokkels, terwijl Noah mijn glas nogmaals bijvult. Mijn knokkels zijn pijnlijk open geschaafd, doordat ik zonder handschoenen tegen de bokszak heb geslagen, maar eigenlijk kan me dat niet zo veel schelen. Het moest er echt uit… en gek genoeg schaam ik me er niet eens voor.
Dat komt door hem, want Noah zorgt er voor dat ik mezelf kan - en vooral ook wil - zijn, zonder dat hij daar enige moeite voor hoeft te doen. Het enige wat hij eigenlijk doet, is mij volledig accepteren zoals ik ben, zonder daarbij enig oordeel over me te hebben.
Het gevoel van geaccepteerd te worden - en goed genoeg te zijn - is nieuw voor me en ik voel nu ook enige spijt richting mijn moeder. Ik heb haar nooit geaccepteerd zoals ze was en stiekem hoopte ik telkens dat ze zou veranderen. Nu ik op het punt sta om haar kwijt te raken, zie ik pas in dat ik mijn tijd daarmee verspild heb.
Ik heb onze tijd samen verspild en nu is het waarschijnlijk te laat om daar nog iets aan te veranderen. Ik sta op het punt om wees te worden en ik weet niet goed hoe ik me daarbij moet voelen.
Het trillende geluid van mijn telefoon weerklinkt inmiddels al voor de zoveelste keer uit mijn handtas. Mijn oma blijft pogingen doen om mij te bereiken, maar ik heb momenteel helemaal geen behoefte om met haar te spreken. Ik heb even de tijd nodig om alles te verwerken - voordat het morgen is - en daar kan ik haar aanwezigheid gewoonweg niet bij gebruiken.
'Is jouw telefoon aan het trillen?' klinkt Noah's stem plots door de grote ruimte.
'Ik wil niet opnemen,' geef ik zachtjes aan.
Hij geeft me slechts een knikje - wederom zonder enig oordeel - en neemt vervolgens naast me plaats. Zijn blik valt op mijn handen, die samen met het coolpack op mijn schoot liggen. 'Laat eens zien.' Hij pakt mijn vingers voorzichtig vast en tilt mijn handen omhoog, waarna hij het coolpack verwijdert en een blik werpt op mijn open geschaafde knokkels. Het bovenste laagje huid is compleet verdwenen, waardoor het bloed onder mijn huid zichtbaar is. 'Doet het veel pijn?'
'Een beetje,' geef ik toe.
Hij strijkt voorzichtig met zijn duimen over de huid van mijn vingers — een aanraking die meer dan fijn is. 'Het spijt me, Haley. Ik had je moeten tegenhouden.' Zijn mosgroene ogen kijken me berouwvol aan, terwijl zijn duimen voorzichtig mijn huid blijven strelen. 'Ik wist dat het pijn ging doen, maar ik dacht dat je…'
'Het is oké,' onderbreek ik hem met een kleine glimlach. 'Ik had het nodig, dus ik moet je bedanken. En dit…' Ik til mijn handen omhoog uit zijn handen en ik heb meteen spijt dat ik het fysieke contact tussen ons daarmee verbreek. '… het heelt wel weer.'
Zijn lippen vormen ook een klein, bescheiden glimlachje en godzijdank pakt hij vervolgens mijn handen weer vast. Zijn mosgroene ogen blijven me voortdurend aankijken, alsof hij mijn reactie nauwlettend in de gaten probeert te houden. 'Hoe voel je je verder?'
Die vraag bezorgt me een ongewilde steek in mijn maag en ik ontwijk meteen zijn blik. Ondanks dat ik weet dat hij het vast goed bedoelt, wil ik het hier helemaal niet over hebben. Ik haal daarom slechts mijn schouders omhoog en slik de pijnlijke brok in mijn keel weg.
'We hoeven het er niet over te hebben,' vult hij aan, wanneer een verdere reactie van mij uitblijft. Mijn blik is nog steeds afgewend, maar daar komt direct verandering in wanneer hij plots mijn handen verder omhoog brengt en ik zijn lippen zacht langs mijn huid voel strijken. 'Maar als je dat wel wilt…' Hij drukt zijn lippen nogmaals tegen de huid vlakbij mijn knokkels en mijn ogen worden groter. In mijn buik heerst een onrustig gekriebel en er begint een drift in mij aan te wakkeren, die ik nog nooit eerder heb gevoeld. '.. weet dan dat ik…'
Het lukt me niet om hem uit te laten praten, want nog voordat hij zijn zin af heeft kunnen maken, beweeg ik mijn bovenlichaam naar voren en belanden mijn lippen op de zijne. Zijn lichaam verstijft voor een milliseconde - waarschijnlijk omdat mijn aanval op zijn mond hem verraste - maar al snel voel ik dat hij meegaat in mijn behoefte.
Ik moet hem gewoon zoenen.
Ik maak mijn handen los uit de zijne en plaats ze aan weerszijden van zijn gezicht. Hij verplaatst zijn eigen handen meteen richting mijn middel en trekt me dichter tegen zijn lichaam aan. De tevreden mengeling tussen een zucht en een kreun die ik vervolgens uit zijn keel hoor, zorgt ervoor dat ik onze zoen nog meer wil verdiepen.
Ik word echter afgeleid door mijn trillende telefoon en ruk me van hem los door mijn hoofd richting het geluid te draaien. Mijn oma weet echt van geen ophouden, maar ik voel nog steeds geen enkele behoefte om haar te spreken.
'Weet je zeker dat je niet op wilt nemen?' vraagt Noah, terwijl zijn handen nog steeds stevig mijn middel vasthouden — alsof hij bang is dat ik anders de afstand tussen ons weer zal vergroten. Ik laat inmiddels wel mijn eigen handen zakken, zodat ze niet meer zijn gezicht omsluiten. 'Het klinkt… dringend.'
'Het is mijn oma,' vertel ik hem, al heb ik het vermoeden dat hij dat al door had. 'Ik kan nu echt even niet met haar praten.'
'Wil je dat ik opneem?' Zijn vraag verbaast me behoorlijk, al helemaal aangezien mijn oma absoluut niet aardig tegen hem was, toen hij vorige week met me mee naar het ziekenhuis was gegaan. 'Om haar te laten weten dat je oké bent,' vult hij aan. 'Misschien maakt ze zich zorgen om je.'
Mijn oma kennende zal ze zich inderdaad zorgen maken, omdat ik normaliter nooit zomaar weg ga, zonder dat zij weet waar ik ben — over het algemeen ben ik namelijk nogal gehoorzaam aan haar. 'Oké, doe maar,' komt er amper hoorbaar uit mijn mond, alsof ik niet geheel zeker ben over waar ik nu mee instem. Ik wil Noah hier eigenlijk helemaal niet mee lastig vallen, maar dat had ik wellicht moeten bedenken voordat ik hier naartoe kwam.
Zijn handen laten mijn middel los, zodat hij voorover kan leunen en mijn trillende telefoon uit mijn handtas kan halen. Vervolgens gaat hij - doodnormaal en uiterst kalm - het gesprek aan met mijn oma. 'Met Noah. Haley is bij mij.'
Ik hoor niet wat mijn oma vervolgens zegt, maar ik kan wel de ontevreden klank van haar stem horen. Een enorme drang om nu meteen weg te lopen - of het liefst te rennen - zodat ik haar niet hoef te horen, maakt zich van mij meester. Noah lijkt dit echter aan mij te zien en omklemt mijn hand met de zijne, zodat ik geen kant op kan.
'Ze blijft vannacht hier,' hoor ik hem zeggen. We hebben het daar helemaal niet over gehad, maar ik ben ontzettend blij dat hij die keuze voor mij heeft gemaakt — ik wil namelijk nergens anders zijn vannacht. Ik voel dat hij in mijn hand knijpt, alsof hij weet dat zijn volgende woorden een hevige druk op mijn maag veroorzaken. ’Ik zorg dat ze morgen op tijd in het ziekenhuis is.'
Ik knijp mijn ogen dicht en probeer alle lichamelijke sensaties die de gedachte aan morgen bij me teweegbrengen zo veel mogelijk te negeren. Misschien moet ik me voorbereiden op het aankomende afscheid van mijn moeder, maar ik heb geen idee hoe ik dat moet doen. Het is daarom gemakkelijker om er zo weinig mogelijk aan te denken — voor zover dat mogelijk is.
De rest van het gesprek tussen Noah en mijn oma probeer ik zoveel mogelijk te blokkeren. De afronding van het gesprek ontgaat me daarom ook geheel en ik heb pas door dat de verbinding verbroken is, als Noah voorover buigt en mijn telefoon op de salontafel voor ons legt.
'Was ze een beetje vriendelijk tegen je?' vraag ik, tegen beter weten in.
'Geen vragen stellen waar je het antwoord al op weet, Haley.' Hij klinkt plagend, maar tegelijkertijd geeft hij een troostend kneepje in mijn hand. 'Maak je er geen zorgen over, oké?'
Ik knik, al hoop ik nog steeds dat ze niet al te onvriendelijk tegen hem geweest is — dat verdient hij namelijk niet.
'Ik ga even douchen.' Hij laat mijn hand los en komt vervolgens overeind van de bank. Hij maakt echter nog geen aanstalten om richting de badkamer te lopen en in zijn blik lijk ik enige twijfel te bespeuren. 'Red jij je voor heel even alleen?'
De overbezorgdheid van zijn vraag laat me grinniken, ook al weet ik dat hij het oprecht en lief bedoelt. 'Goh, ik eh… ik weet niet of me dat wel lukt, Noah,' antwoord ik op sarcastische wijze. 'Misschien moet je me mee naar de badkamer nemen en me heel goed in de gaten houden.' Shit, dat klonk een stuk geiler dan mijn bedoeling was en aan Noah’s verraste blik te zien, heeft hij die toon ook opgemerkt. 'Dat was een grapje!' voeg ik er vlug aan toe.
'Aha.' De verrassing op zijn gezicht maakt al snel plaats voor een grijns — een behoorlijk ondeugende grijns. 'Nou, weet je…' Hij wrijft met zijn vlakke hand in de achterzijde van zijn hals en de intense manier waarop zijn mosgroene ogen naar me kijken, maakt me spontaan verlegen. 'Ik laat de deur open, dus mocht je het niet redden in je eentje…' Hij maakt zijn zin niet verder af en loopt richting de badkamer, waar hij even later in verdwijnt — zonder de deur dicht te maken.
Ik heb het gevoel alsof ik niet kan bewegen en mijn blik blijft gefixeerd op de openstaande deur. Misschien hoop ik stiekem iets te zien, een glimp van hem - zijn heerlijke lijf - op te vangen. Of misschien hoop ik dat de deur zich op wonderbaarlijke wijze zelf zal sluiten, zodat ik het dilemma dat zich momenteel in mijn hoofd afspeelt een halt toe kan roepen.
Het geluid van het stromende douchewater maakt mijn dilemma alleen maar complexer, wetende dat hij nu naakt in die o zo toegankelijke ruimte staat.
Ik druk mijn voortanden diep en pijnlijk in mijn onderlip en probeer in mijn hoofd te graven naar een antwoord op de vraag of ik wel of niet naar binnen zal gaan.