Hoofdstuk 11

Rose

Mijn oogleden gaan langzaam omhoog, maar zodra het felle licht mijn netvlies raakt knijp ik mijn ogen weer dicht en draai ik me kreunend om. Hoewel het vrij warm is staan de kleine haartjes op mijn huid overeind, dus ik trek het witte dekbed omhoog tot onder mijn kin en snuif de geur van fris gewassen beddengoed op.
Hm-mm, heerlijk.
Blijkbaar heeft Eric of Hannah mijn dekbedovertrek gewassen, want gisteren rook het niet zo lekker. Ze zagen vast hun kans nu ik eindelijk een avond de deur uit was, aangezien ik al twee weken lang lag te stinken in hun logeerbed.
‘Ben je wakker?’ klinkt het naast het bed, waardoor mijn ogen open vliegen en ik als een nieuwsgierig stokstaartje overeind schiet.
Dit. Kan. Niet. Waar. Zijn.
‘Ah, shit…’ Ik grijp met beide handen mijn hoofd vast, knijp mijn ogen weer dicht en oefen met mijn vingers druk uit op mijn bonzende slapen. Mijn maag laat me protesterend weten dat het zijn inhoud zal legen als ik van plan ben om nog zo’n onverwachte beweging te maken.
‘Gaat het?’ klinkt het weer naast het bed.
Voorzichtig open ik mijn ogen, één voor één, alsof ik verwacht dat de vluchtige flits die ik net heb opgevangen een hallucinatie was, ik gewoon in de logeerkamer van Eric en Hannah ben en zijn stem slechts een uiting is van mijn op hol geslagen fantasie.
Nope, hij zit er nog steeds.
‘Ryan?’ fluister ik ademloos.
Ik knipper een paar keer met mijn ogen, waardoor mijn zicht scherper wordt en ik de ruimte om me heen herken als zijn slaapkamer in het penthouse van het Palaciohotel. Hij zit op zo’n twee meter afstand op een stoel, een beetje onderuitgezakt en met de enkel van zijn ene been rustend op de knie van zijn andere been.
Het valt me op dat hij geen schoenen draagt, enkel zwarte sokken. Geen idee waarom dat mijn aandacht trekt. Misschien probeer ik eerst onbelangrijke details in me op te nemen, voordat ik naar zijn gezicht durf te kijken. Ik kijk daarom naar het verfrommelde, donkere colbertjasje dat op de armleuning van zijn stoel hangt en een hoopje stof dat op de vloer ligt, waarvan ik vermoed dat het een stropdas is.
Ik schraap mijn keel en probeer de moed te vinden om mijn blik naar zijn gezicht te verplaatsen, maar blijf eerst hangen bij de geopende bovenste knoopjes van zijn witte overhemd. Een klein stukje van de licht getinte huid van zijn borstkas is zichtbaar en dat zorgt ervoor dat mijn ademhaling hapert.
Snel verplaats ik mijn blik meer naar boven, naar zijn kaaklijn die bedekt is met donkere stoppels en het kleine plekje van zijn litteken waar geen haar groeit. Dan kijk ik naar zijn ogen en… shit, ze hebben nog steeds hetzelfde effect op me. Donker, diep en intrigerend, als een kunstwerk waar je naar blijft kijken en waar je telkens weer iets nieuws in ontdekt.
De huid rondom zijn ogen is wat donkerder dan de rest van zijn gezicht en zijn zwarte haar zit warrig, alsof er vingers doorheen hebben gewoeld. Ik zou graag willen zeggen dat hij er slecht uitziet, maar dat zou een leugen zijn. Hij ziet er hooguit een beetje vermoeid uit en zelfs dat weet deze man om te buigen naar iets sexy’s.
Ik sla mijn ogen neer en bijt op mijn lip. Zijn knappe kop – en oké, ook zijn heerlijke lichaam – maken hem nog geen mooi persoon. De fysieke aantrekkingskracht die ik voor hem voel zorgt er niet voor dat ik ben vergeten wat hij me heeft geflikt. Hij heeft me belazerd, gebruikt en gekwetst en me daarna als een waardeloos stuk rommel aan de kant geschoven. Dat ik hier nu ben wil nog niet zeggen dat… wacht. Wat wil het eigenlijk zeggen?
Ik word hier plots wakker en ik heb geen idee hoe ik hier ben terechtgekomen. Het laatste dat ik me herinner is dat ik met Lizzy bij dat bordeel was, maar verder is mijn geheugen een grote, mistige wolk.
‘Gaat het?’ vraagt hij nog een keer, waardoor ik mijn blik weer op hem richt.
Ik knik, maar dat is eigenlijk een automatische reactie. Ik weet helemaal niet of het gaat, want ik heb geen idee wat er aan de hand is of wat ik hier doe.
‘Rose…’ Ryan komt overeind uit zijn stoel en ik kijk op naar zijn lange gestalte. Hij beweegt langzaam en voorzichtig, alsof hij bang is dat een onverwachte beweging ervoor zal zorgen dat ik wegren. De blik is in zijn ogen is bezorgd, net als toen ik hem voor het eerst ontmoette en ik bloedend op straat lag nadat Dennis me daar had achtergelaten. ‘Je hand…’ Zijn hoofd maakt een klein knikje naar mijn rechterhand, waarmee ik het uiteinde van het dekbed stevig omklem. Ik verplaats mijn blik ernaar en zie dat er een wit verband omheen is gewikkeld. Oké, raar. ‘Doet het pijn?’
Ik laat de rand van het dekbed los en draai mijn hand heen en weer, alsof ik op die manier kan zien wat er onder het verband schuilgaat. Ik heb geen idee wat er is gebeurd, maar het doet geen pijn, dus ik schud mijn hoofd als reactie op zijn vraag.
Ryan hurkt naast het bed neer, dichtbij genoeg om zijn frisse, houtachtige geur mijn neusholten te laten bereiken, maar te ver weg om hem aan te kunnen raken. ‘Mag ik kijken?’ vraagt hij voorzichtig. Het lijkt alsof hij bewust een bepaalde afstand tussen ons bewaart, zowel fysiek als mentaal. Mijn verstand is daar dankbaar voor, maar mijn lichaam vervloekt hem erom.
Hij houdt zijn hand open, uitnodigend om mijn verbonden hand in de zijne te leggen. Weifelend breng ik mijn hand naar hem toe en zodra zijn vingertoppen mijn huid raken, voel ik de sensatie die alleen zijn aanraking bij me teweeg kan brengen.
Elektriciteit.
Warmte.
Geborgenheid.
Liefde.
Ik sluit mijn ogen en adem diep in door mijn neus, heel even genietend van het valse gevoel dat dit allemaal normaal is. Alsof de afgelopen twee weken niet hebben plaatsgevonden, wij nog steeds wij zijn en het verraad en de pijn nooit hebben bestaan.
Als ik mijn ogen weer open is Ryan het stukje verband van mijn hand aan het rollen. In mijn handpalm bevindt zich een snee van zo’n drie centimeter lang, die met geïmproviseerde zwaluwstaartjes bij elkaar wordt gehouden. Mijn huid en de binnenkant van het verband zijn bruinrood gekleurd. Ik heb wel eens ergere verwondingen gehad, dus ik schrik er niet van.
‘Wat is er gebeurd?’ vraag ik met een zachte, schorre stem. ‘Hoe kom ik hier opeens terecht?’
Zijn ogen verplaatsen zich van mijn hand naar mijn gezicht. ‘Weet je helemaal niets meer?’
Ik schud mijn hoofd en wacht tot hij me meer gaat vertellen, maar dat doet hij niet. Hij gaat onverstoord verder met het losmaken van het verband, alsof ik mijn vraag nooit heb gesteld.
‘Ik ga een schoon verband voor je hand pakken,’ zegt hij als het verband helemaal los is gekomen. Hij komt overeind vanuit zijn gehurkte positie en ik grijp in een reflex de mouw van zijn overhemd vast met mijn gewonde hand.
Shit, dat doet toch wel een beetje pijn.
‘Ik wil weten wat er is gebeurd,’ smeek ik hem met mijn tanden op elkaar geklemd. Hij blijft naast het bed staan, terwijl ik mijn pijnlijke hand masseer met de duim van mijn andere hand. Er sijpelt een klein beetje vers bloed tussen de zwaluwstaartjes door, maar het zere gevoel trekt al snel weg. ‘Hoe kom ik hier opeens terecht?’ Ik houd mijn rechterhand omhoog, met mijn handpalm naar hem gericht. ‘Hoe is dit gebeurd? En waarom herinner ik me niets meer?’
Misschien stel ik nu te veel vragen, want mijn ervaring met Ryan – als ik daar al op kan bouwen – heeft me geleerd dat hij het niet prettig vindt als iemand te veel vragen stelt. Ik moet dit echter weten, want ik heb het gevoel alsof ik gek word. Nog nooit eerder ben ik mijn geheugen verloren en ik weet niet waarom dit nu wel het geval is.
Heb ik zo veel gedronken?
Zijn pikzwarte ogen kijken me secondenlang aan, zonder dat hij iets zegt. Het is alsof er een strijd in gaande is en hij niet kan beslissen wat hij me wil vertellen. De stilte wordt uiteindelijk niet onderbroken door zijn stem, maar door het geluid van een rinkelende telefoon. Ik herken het als de ringtone van het oude Nokia-toestel waar ik Ryan al eerder mee heb gezien. ‘Die moet ik nemen,’ verzucht hij, waarna hij overeind komt en het verfrommelde colbertjasje van de stoelleuning grist. Hij haalt het oude Nokia-toestel uit een van de zakken en werpt een blik op het beeldscherm. ‘Ik ben zo terug,’ zegt hij kortaf, zonder nog naar me te kijken. Hij verlaat de slaapkamer en laat mij alleen achter.
‘Tuurlijk,’ mompel ik, geërgerd dat hij zomaar wegloopt. Hij is al lang buiten gehoorafstand, maar toch voeg ik er sarcastisch aan toe: ‘Ik wacht wel weer.’
Ik ga verzitten op het bed en merk dan pas op wat ik draag. Niet het kobaltblauwe jurkje dat ik gisteravond van Hannah heb geleend, maar een turquoise trui. Mijn eigen trui, om precies te zijn. Het is het oversized model dat ik droeg toen ik hier voor het eerst bleef slapen, bijna drie weken geleden. Ik heb dit kledingstuk hier achtergelaten, samen met al mijn andere spullen.
Ik sla met mijn niet-gewonde hand het dekbed van me af en kom tot de ontdekking dat ik naast de trui en een slipje niets anders draag, zelfs geen bh onder mijn trui. En ik draag niet de lichtblauwe string die ik van Hannah had geleend, maar een lichtroze exemplaar uit mijn eigen collectie.
Heeft Ryan mijn spullen dan toch bewaard?
En heb ik mezelf omgekleed of heeft hij dat gedaan?
O god, ik mag toch hopen dat ik daar zelf nog toe in staat was vannacht.
Ik kan wel met zekerheid stellen dat ik mijn tanden niet heb gepoetst, want de smaak in mijn mond doet vermoeden dat ik vannacht een dode muis heb opgegeten. Nadat ik kort mijn oren heb gespitst en er zeker van ben dat Ryan nog niet terugkomt, schuif ik van het bed om een bezoekje te brengen aan de ensuite badkamer, zodat ik wat tandpasta op mijn tong kan smeren. Ik wil met hem praten zodra hij uitgebeld is en het is niet de bedoeling dat hij dan van zijn stokje gaat vanwege mijn slechte adem.
Bij de rand van het bed laat ik mijn voeten op de grond zakken en zodra ik mezelf overeind duw, krimp ik ineen van de pijn. Holy shit. Vanuit mijn onderbuik trekt een scherpe steek naar mijn vagina. Ik leg mijn hand tussen mijn benen, over het lapje stof van mijn slipje heen. Mijn schaamlippen voelen gezwollen en schraal, alsof ik… nee, dat kan niet.
Het voelt alsof ik seks heb gehad. Het soort seks dat ik wel eens met Dennis had, als ik eigenlijk geen zin had en niet opgewonden raakte, maar hij bleef aandringen en ik geen nee durfde te zeggen.
Heb ik seks gehad met Ryan?
Ik recht mijn rug en neem even de tijd om aan het pijnlijke gevoel te wennen, wat vrij snel lukt, aangezien het niet de eerste keer is dat ik dit doe. Ik vervolg mijn weg naar de badkamer, maar mijn aandacht wordt getrokken door iets op een commodekast.
Een abrikooskleurige roos.
Een Julietroos, om precies te zijn.
Het cellofaan is losgetrokken en het goudkleurige kaartje is niet aan de steel bevestigd, maar ligt zo te zien ernaast.
Wat de fuck?
Eerlijk gezegd was ik deze rozen alweer een beetje vergeten, omdat ik wel iets anders aan mijn hoofd had en in de afgelopen twee weken heb ik geen enkele bloem meer ontvangen. Ik weet niet wat deze roos hier doet en vraag me af of ik deze misschien gisteren heb ontvangen. Met gemengde gevoelens loop ik eropaf. Enerzijds ben ik nieuwsgierig om te lezen wat er op het kaartje staat en ben ik benieuwd of het mijn geheugen wellicht triggert, maar tegelijkertijd ben ik ook bang dat dit iets anders betekent.
Wat nou als Ryan degene is die al die rozen naar mij heeft gestuurd?
Ik heb geen flauw idee waarom hij dat zou doen, maar kan ook geen reden bedenken waarom hij het niet zou doen. Het was zijn doel om mij te manipuleren en hij heeft over zo veel dingen gelogen, dus alles is mogelijk.
Bij de commode aangekomen laat ik mijn vingertoppen over het cellofaan gaan, pak het goudkleurige kaartje op en maak ik het met trillende vingers open.

 

Je hebt iets kapotgemaakt wat van mij is.
Nu ga ik hetzelfde bij jou doen.
Quid pro quo.

 

Er trekt een rilling over mijn rug bij het lezen van die woorden, want dit is de eerste keer dat de boodschap bij de rozen zo dreigend overkomt. Ik begrijp er ook helemaal niets van. Wat heb ik kapotgemaakt? Wat betekent quid pro quo? En wat gaat de afzender van deze bloem bij mij doen?
Ik schrik op van een geluid achter me en als ik mijn hoofd draai zie ik dat Ryan in de deuropening staat met het oude Nokia-toestel in zijn hand. Zijn ogen zakken van mijn gezicht af naar het goudkleurige kaartje in mijn hand en zijn blik is kil, donker en koud.
‘Wat is dit?’ weet ik met een trillende stem uit te brengen.