Hoofdstuk 3

Ryan

De trillende telefoon in de binnenzak van mijn colbert negeer ik, omdat het waarschijnlijk Sofia is die wil weten waar ik blijf. Ik ben al ruim een kwartier te laat en ik weet dat ze daar een hekel aan heeft. Dat heb ik haar immers zelf zo geleerd, want tijd is kostbaar.
Ik draai mijn stuur naar links en rijd het kleine parkeerterrein op, vlakbij een van de ingangen van Cimetière Saint-Pierre. Een eindje verderop zie ik Sofia al staan, volledig in het zwart gekleed en met een boeket blauwe bloemen in haar hand. Snel gooi ik mijn half opgerookte sigaret uit het raam, maar het zou me niet verbazen als ze het al heeft gezien. Om nog meer gezeur te voorkomen zet ik mijn zonnebril op, zodat de wazige staat van mijn ogen niet verraadt waar ik me in de afgelopen twee weken mee heb beziggehouden.
Ik parkeer in het vak naast Sofia’s BMW en stap uit, mijn omgeving scannend. Met mijn vrije hand vergrendel ik mijn auto en mijn andere hand houd ik onder mijn colbert, met mijn vingertoppen tegen de kolf van mijn BERETTA.
Ik ben altijd extra op mijn hoede als ik in Marseille ben, want er lopen genoeg mensen rond die maar al te graag willen zien hoe ik mijn laatste adem uitblaas. Niet dat ik daar bang voor ben, de tijd waarin ik bang was om dood te gaan ligt ver in het verleden, maar wanneer Sofia erbij is wil ik liever niet dat er kogels of messen rondvliegen die – al dan niet per ongeluk – in haar kunnen belanden.
Er is niets buitengewoons te zien, dus ik knoop mijn colbert dicht en loop naar mijn zusje, die me met een pissige blik verwelkomt. ‘Je bent laat,’ zegt ze als ik een meter voor haar tot stilstand kom. Haar wenkbrauwen zijn opgetrokken en het is dat ze een bos bloemen vasthoudt, maar ik weet zeker dat ze anders verontwaardigd haar armen over elkaar zou slaan. ‘Sinds wanneer rook je weer?’
‘Zullen we?’ praat ik over haar vraag heen en ik knik met mijn hoofd naar de ingang van de begraafplaats aan de overkant van de straat. ‘Ik heb nog meer dingen te doen vandaag.’
Ze maakt een tss-geluid en beent op haar hoge hakken langs me heen. Ik weet niet waarom ze zo pissig is, want zij is degene die hier altijd samen naartoe wil, niet ik. Een paar jaar geleden kwam ik haar per toeval op de begraafplaats tegen en sindsdien verplicht ze me om elk jaar op de verjaardag van onze moeder samen bloemen op haar graf te leggen. Ze zegt altijd dat mama dat fijn zou vinden. Ik laat haar in die waan, maar Sofia was nog geen drie jaar oud toen onze moeder overleed, dus het lijkt me heel onwaarschijnlijk dat ze zich nog iets van haar herinnert.
Maar, ja, ze heeft wel gelijk. Onze moeder zou dit inderdaad fijn vinden.
We steken de straat over naar de grootste begraafplaats van Marseille en een van de grootste van heel Frankrijk. Het graf van onze moeder ligt op een kleine tien minuten lopen vanaf de ingang die wij nemen. Hoewel het is toegestaan om deze plek met een auto te betreden, doe ik dat nooit. Het voelt niet goed om de rust hier te verstoren met het gebrom van motoren.
‘Gaat het wel goed met je?’ vraagt Sofia als we een kleine kapel passeren en een stenen trap omhoog nemen. Het is een warme zomerdag en de zon schijnt fel, maar de vele bomen die hier staan zorgen gelukkig voor wat schaduw en verkoeling. Ik zweet me kapot in dit klote pak, al weet ik dat mijn kleding daar weinig aan kan doen. ‘Je ziet er behoorlijk fucked up uit.’
Ik reageer niet.
‘Komt het door de verjaardag van mama?’
‘Sofia,’ waarschuw ik haar, al weet ik dat het geen enkele zin heeft. Mijn zusje heeft nooit geleerd wanneer ze haar mond moet houden en dat is geheel aan mij te wijten. Ik had haar strenger moeten opvoeden – op dezelfde manier waarop David, Gabriel en ik zijn opgevoed – maar ik was zelf nog een kind toen ik die taak toebedeeld kreeg. Ik heb mijn best gedaan en ben niet geheel ontevreden over het resultaat. Sofia is redelijk goed terechtgekomen.
‘Gebruik je weer?’
Mijn reactie bestaat uit een geërgerde zucht. Ik ga het niet ontkennen, want het is de waarheid. In de afgelopen weken heb ik mezelf non-stop verdoofd met wat ik maar kon vinden. Het was geen recreatief gebruik – waar Sofia waarschijnlijk vanuit gaat, gezien mijn verleden – maar puur pijnstillend. Mijn schouder doet fucking veel pijn en ik kan niet functioneren zonder iets dat het scherpe randje ervan afhaalt.
‘Ryan, als je in de problemen zit—’
‘Het gaat prima,’ onderbreek ik haar. ‘Ik heb alles onder controle.’
‘Zoals altijd,’ mompelt ze.
Ik reageer er niet op en we slaan linksaf naar het gedeelte waar onze moeder is begraven. We passeren meerdere vervallen graven en hier en daar liggen bloemen op een onderhouden graf. De altijd blinkende staat van mijn moeders graf hebben we te danken aan Nanette, mijn huishoudster, die elke zondag hier langskomt, alles oppoetst en een vers boeket bloemen neerzet. Die taak heb ik haar overigens nooit gegeven; ze doet dat gewoon.
Maar als we het graf naderen zie ik al in de verte dat het er anders uitziet. De granieten grafsteen van mijn moeder mist een stuk en als we dichterbij komen zie ik dat de bovenste punt in brokken op de grote plaat ervoor ligt, waar nu ook de nodige scheuren en gaten in zitten.
‘O mijn god!’ Naast me hoor ik Sofia naar adem happen en ik pak haar pols vast, om te voorkomen dat ze verder kan lopen.
‘Wacht hier,’ draag ik haar op en ik haal mijn pistool uit de holster in mijn zij, voordat ik verder tussen de vervallen graven door loop.
Het boeket dat Nanette waarschijnlijk zondag heeft neergezet ligt uit elkaar gerukt tussen de brokstukken en de bloemen zien er nog vers uit, waardoor ik vermoed dat deze vernielingen recent hebben plaatsgevonden. Bovenop de brokstukken, half weggestopt onder een steen, ligt een enkele bloem die is ingepakt in doorzichtig cellofaan. Het is een abrikooskleurige roos en aan de steel is een goudkleurig kaartje bevestigd. Ik herken het soort roos meteen, want het is dezelfde soort bloem die Rose een tijdje terug heeft ontvangen.
Wat de fuck heeft dit te betekenen?
Ik blijf stilstaan en kijk om me heen, waarna ik voorover buk en de roos onder de steen vandaan trek. Ik scheur het cellofaan open en trek het kaartje los van de steel, waarna ik in de binnenkant kijk en de in goud gedrukte tekst lees.

 

Je hebt iets kapot gemaakt wat van mij is.
Nu doe ik hetzelfde bij jou.
Quid pro quo.