Hoofdstuk 9

Rose

Ik glimlach schaapachtig en steek mijn hand omhoog, in de meest ongemakkelijke hallo allertijden. Paul kijkt verward naar mij en dan naar zijn luidruchtige vriend.
‘Wat is dit?’ vraagt hij met een diepe fronsrimpel in zijn voorhoofd.
De man lacht luid en slaat Paul weer op zijn schouder. Blijkbaar best hard, want Paul krimpt een beetje ineen en trekt een pijnlijk gezicht. ‘Dit, lieftallige Paulus, is wat ze een bordeel noemen. Hier komen mannen om zich eens goed te laten verwennen en vanavond is het jouw beurt.’
Gadver.
‘Zie je iets wat je bevalt?’ gaat de man verder en hij volgt Pauls blik als hij weer naar mij kijkt. ‘Die daar?’ vraagt hij en hij wijst met zijn lange, dikke wijsvinger in mijn richting. ‘Dat is inderdaad een lekker wijf.’
‘Dat is mijn assistente,’ zegt hij vol afschuw. Oké, dan. Ik dacht eerlijk gezegd altijd dat Paul stiekem een oogje op me had, maar nu doet hij alsof hij er niet aan moet denken om het bed met mij te delen. Niet dat ik wel het bed met hem zou willen delen, maar toch.
De man naast hem grinnikt. ‘Nou, Paulus, het lijkt erop dat je assistente nog een bijbaantje heeft in de avonduren.’
O mijn god. Mijn mond valt van ontsteltenis open. ‘Ik werk hier niet,’ zeg ik verontwaardigd tegen de man, waarna ik me tot Paul richt. Ik zal alsnog aan hem moeten uitleggen waarom ik hier wel ben. ‘Ik ben hier met een vriendin die eh…’ Ik werp een blik op de ruimte naast de bar en zie Lizzy met hartjes in haar ogen naar Sean kijken. ‘Ze heeft iets met iemand die hier werkt. Ik heb me vanmiddag trouwens beter gemeld, dus ik kom maandag weer werken.’
Paul knikt afwezig en mompelt iets wat ik niet kan verstaan tegen zijn luidruchtige vriend. Ik friemel ondertussen nerveus aan de zoom van mijn jurk en probeer te bedenken of ik nog iets kan zeggen om dit allemaal beter te maken.
‘Roosje…’ Paul komt naar me toe lopen, krabt aan de achterkant van zijn nek en lacht ongemakkelijk zijn tanden bloot. De bierwalm die vermengd is met zijn adem is niet te missen nu hij dichterbij komt. ‘Ik weet niet goed wat ik moet zeggen om uit te leggen wat ik hier doe. Geloof me, ik ben hier echt nog nooit eerder geweest.’
‘Ik ook niet,’ zeg ik snel. Ik sla mijn ogen neer en stop met een opgekrulde mondhoek een pluk haar weg achter mijn oor. ‘Ik zal niks zeggen op kantoor, als jij dat ook niet doet.’
Hij steekt zijn hand naar me uit. ‘Deal.’
Ik schud glimlachend zijn hand en herinner me plots wat de luidruchtige man net riep, toen Paul en zijn vrienden naar binnen liepen. ‘Hoorde ik dat net trouwens goed? Ben je vandaag jarig?’ Shit, misschien had ik dit als zijn assistente moeten weten. Ik heb het ook vast in mijn werkagenda vermeld, maar daar heb ik al twee weken niet meer naar gekeken.
‘Dat klopt.’ Zijn lach wordt breder en de rimpeltjes naast zijn ogen worden dieper. ‘Tweeënveertig lentes jong.’
‘Gefeliciteerd!’ Ik leun naar voren om hem drie zoenen te geven en mijn wang schuurt langs zijn korte stoppelbaardje. De bierwalm die ik net al opmerkte wordt vergezeld door de penetrante geur van salami of iets dergelijks en ik houd mijn adem in om het niet te ruiken.
Bij de derde wangzoen komt de luidruchtige vriend van Paul bij ons staan en slaat hem weer op zijn rug, waardoor Paul een beetje naar voren schiet en zijn lippen uitwijken naar mijn mondhoek. O, shit. Gegeneerd trek ik me van hem terug, maar aangezien Paul zich doodnormaal gedraagt, doe ik ook net alsof dat niet gebeurde.
‘Drankje, jongens?’ brult de luidruchtige man, die net als Paul een erg onaangename geur afstoot.
‘Doe mij nog maar een flesje Heineken,’ antwoordt Paul, waarna hij vragend naar mij kijkt en zijn hand op mijn knie legt. Mijn blote knie, welteverstaan. ‘Wat drink jij, lieverd?’
‘O, niks,’ antwoord ik, schaapachtig lachend. Ik wiebel wat op mijn stoel, in de hoop dat hij zijn hand weghaalt, maar dat doet hij niet.
‘Niks?’ De luidruchtige man lacht en slaat nu ook mij tegen mijn schouder. Auw. ‘Dat hebben ze hier niet, snoes.’ Hij pakt mijn lege shotglaasje met aangevreten limoenpartje van de bar en brengt het naar zijn neus, waarna hij diep inhaleert. ‘Tequila?’
‘Nee, ik—’
‘Komt voor de bakker,’ buldert zijn stem boven de mijne uit en hij loopt weer terug naar zijn vrienden. Geweldig. Zelfs deze onbekende man dendert over me heen alsof mijn mening er niet toe doet.
Paul en ik blijven achter bij de barkrukken, zijn hand nog steeds op mijn knie. Hij leunt wat naar voren en ik houd mijn adem weer in. ‘Dus je komt maandag weer, meisje?’
Ik forceer een kleine glimlach en knik.
‘Daar ben ik blij om.’ Zijn hand klopt twee keer op mijn knie en gelukkig trekt hij zich dan wat terug. ‘De afgelopen weken heeft Klaasje je vervangen en laten we eerlijk zijn…’ Hij grijnst en probeert volgens mij te knipogen, maar zijn andere oog doet ook mee, waardoor hij op een vreemde manier knippert. ‘… jij bent toch een stuk leuker om naar te kijken.’
Heel even dacht ik dat hij tevreden was over hoe ik mijn werk uitvoerde, maar nu laat hij het klinken alsof het enkel om mijn uiterlijk draait. ‘O, Paul, jij grapjas…’ zeg ik met een ongemakkelijk lachje en werp een blik op de aangrenzende ruimte, om te kijken of Liz al terugkomt. Helaas is ze nog steeds met Sean in gesprek.
Paul komt intussen zo dichtbij dat ik heel even bang ben dat hij me weer wil zoenen. Hij brengt zijn mond naar mijn oor en ik voel zijn warme adem tegen mijn huid en zijn lippen tegen mijn oorschelp. ‘Je weet zelf ook wel dat ik graag naar je kijk, toch? Daarom draag je altijd van dat soort strakke jurkjes, of niet?’
Ik kijk hem onthutst aan en probeer een passende reactie te vinden, maar ik denk niet dat die bestaat. Ik vraag me af hoeveel hij heeft gedronken en wat ik kan doen om te voorkomen dat hij zichzelf volledig voor paal zet. Het laatste wat ik wil is dat het maandag ongemakkelijk is op kantoor, omdat hij in zijn dronken staat dingen zegt of doet waar hij later spijt van krijgt.
‘Ik kan beter gaan,’ opper ik en ik wil van mijn kruk schuiven, maar net op dat moment komt Pauls luidruchtige vriend terug met onze drankjes en krijg ik een shotglaasje in mijn hand gedrukt. Hij overhandigt een groen bierflesje aan Paul.
Bij mijn shotje zit ditmaal geen limoenschijfje en zoutzakje en ik ben niet iemand die snel moeilijk doet, maar ik weet dat ik mijn maaginhoud niet binnen kan houden zonder die twee cruciale benodigdheden.
‘Zat er geen limoen bij?’ vraag ik aan Pauls vriend.
‘Wil je dat, snoes?’ Hij brengt zijn hand omhoog en wuift naar de barman, die hem blijkbaar niet snel genoeg opmerkt. De luidruchtige reus fluit tussen zijn tanden door en knipt respectloos met zijn vingers. ‘Hé barmannetje, geef mij eens een citroentje voor deze mooie dame!’
O. Mijn. God.
Kan deze kerel nog onbeschofter zijn?
Het schaamrood staat op mijn kaken als ik een voorzichtige blik op de barman werp, die niet alleen Pauls luidruchtige vriend, maar ook mij een geërgerde blik toewerpt. Als hij me een limoenschijfje brengt durf ik niet eens meer voor een zoutzakje te vragen. Ik schenk de barman mijn meest vriendelijke glimlach, maar het kwaad is al geschied.
Gelukkig ben ik niet van plan om hier vaker te komen.
Ik schrik me dood als de luidruchtige reus plots een arm om me heen slaat en me bijna van mijn kruk trekt, alsof ik een van zijn kameraden ben. Hij heft zijn eigen bierflesje tussen Paul en mij in omhoog. ‘Proost, Paulus,’ joelt hij en hij tikt de hals van zijn flesje tegen die van Paul. ‘Op je verjaardag, maat.’
‘Proost,’ mompel ik ook maar en ik besluit het shotje vervolgens zo snel mogelijk achterover te gooien, want dan kan ik hier in ieder geval weg.
Direct nadat ik de sterke drank doorslik, hap ik in het limoenschijfje, maar mijn kokhalsreflex blijft uit. De smaak is anders, minder vies, maar gek genoeg wel erg zoutig zonder de toevoeging van zout. Dat komt waarschijnlijk doordat het mijn tweede shot is, want tequila wordt altijd beter behapbaar naarmate de avond vordert.
Hierna stap ik echt over op wijn. Of misschien zelfs een cola.
‘Ik moet pissen als een kameel,’ kondigt Pauls vriend aan als hij zijn zweetoksel van mijn schouder lucht en superonhandig tussen Paul en mij naar voren leunt, om zijn bierflesje op de bar te zetten. Zijn elleboog raakt mijn borst en ik vraag me af of dat per ongeluk gebeurde, want hij grijns er wel erg geniepig bij. ‘Ben zo terug, snoes,’ zegt hij, alsof ik dat wil weten.
Hij maakt een ranzig snuifgeluid, hijst zijn broek omhoog en vertrekt dan naar de toiletten, waardoor ik alleen met Paul achterblijf bij de krukken. Ik heb echt geen zin om hier nog langer te blijven en werp weer een blik in de richting waar Liz staat.
‘Hoe gaat het verder met je, meisje?’ vraagt Paul, die het zichzelf gemakkelijk maakt door de kruk naast de mijne naar achteren te schuiven en er op plaats te nemen. ‘Zie je die schoft nog steeds?’
‘Dennis?’ Ik vraag me af waarom hij hem een schoft noemt, dat heeft hij nog nooit eerder gedaan. Al kan ik hem natuurlijk geen ongelijk geven. ‘Ik ben niet meer met hem samen.’
‘Nee, nee, ik bedoel die andere,’ zegt hij hoofdschuddend en hij pakt het bierflesje in zijn hand, zijn elleboog rustend op de rand van de bar. ‘De schoft die je bij je had tijdens het personeelsetentje. Die zoon van Miguel Castro.’
Dus Ryans vader heet Miguel? Ongewild prikkelt dat mijn nieuwsgierigheid, ook al weet ik dat het beter is om me niet langer bezig te houden met Ryan, David, of wie dan ook binnen zijn familie.
‘Nee,’ antwoord ik met een geveinsd glimlachje. ‘Ik heb geen contact meer met hem.’
Paul knikt tevreden en brengt de bierfles naar zijn lippen.
Ik moet mezelf echt beheersen om het hierbij te laten. Dat ik het er vanavond met Liz over wilde hebben was bedoeld als een vorm van afsluiting, maar als ik dit gesprek met Paul open dan is het informatiewinning. Het zal me alleen maar verder in mijn Ryan-slash-David tunnel trekken, want ik weet dat Paul dingen weet waar ik niet van op de hoogte ben. Tijdens het personeelsetentje stond hij op het punt om me er meer over te vertellen, maar toen onderbrak Ryan ons en sindsdien heb ik hem niet meer gezien.
‘Weet je nog dat je mij iets wilde vertellen over die familie?’ flap ik er uit.
Paul slikt de klots bier in zijn mond door en kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. ‘Wat?’
‘Bij het personeelsetentje,’ verduidelijk ik. ‘We stonden voor de wc’s te praten en je stond op het punt om me iets te vertellen over die Miguel, maar toen werden we onderbroken.’
‘Is dat zo?’ Paul haalt zijn schouders op en klotst nog wat bier achterover. Het is teleurstellend dat hij dat niet meer weet, maar wellicht is dit ook niet het beste moment om ernaar te vragen. ‘Ik ken die man niet persoonlijk,’ praat hij tot mijn verbazing alsnog verder na zijn slok bier, ‘maar hij is nogal een berucht persoon.’
‘Wat heeft hij dan gedaan?’
Paul werpt me een schuinlinkse blik toe, waarna hij nog een slok neemt en zijn bierflesje op de bar zet. Hij lijkt even na te denken over zijn antwoord, want hij staart een paar seconden naar een van de verlichte, goudkleurige nissen en de verschillende flessen drank die erin staan. ‘Er is online vast genoeg over te vinden,’ zegt hij uiteindelijk en hij werpt me een korte blik toe. ‘Ik weet er ook het fijne niet van, enkel wat Claus ons vertelde nadat jullie waren vertrokken.’
‘Wat dan?’ dring ik aan, want nu wil ik het verdomme ook weten. Ik heb mijn telefoon niet bij me, dus ik kan niet even snel zijn naam Googelen en wachten tot vannacht kan – of wil – ik niet, want daar ben ik te nieuwsgierig voor. ‘Was Claus zijn advocaat?’
‘Roosje…’ Paul schudt zijn hoofd, draait zich een kwartslag op zijn kruk en zijn mondhoek krult op in een scheve, half bezopen grijns. ‘Ik ben jarig en zoals je misschien wel aan me merkt heb ik een paar drankjes op. Ik ben niet meer honderd procent helder op dit punt, dus ik voer dit soort gesprekken liever niet nu.’
‘Ik begrijp het,’ zeg ik, al ben ik wel teleurgesteld. ‘Misschien maandag?’
Hij grinnikt kort. ‘Misschien.’
Daar moet ik het maar mee doen, want het voelt ook niet goed om hem hier verder mee lastig te vallen op zijn verjaardag. Daarnaast is het de hoogste tijd om te gaan, want Liz moet nu inmiddels toch wel klaar zijn met haar gesprek. ‘Ik ga mijn vriendin zoeken,’ opper ik en ik schuif van de kruk. ‘Nog een hele fijne avond. Bedankt voor het drankje.’
Hij legt zijn hand op mijn schouder en leunt zo snel naar voren dat ik heel even denk dat dit niet echt is, dat ik me verbeeld dat hij zijn lippen tegen mijn wang drukt en een natte zoen achterlaat. ‘Leuk je even gezien te hebben, meisje. Tot maandag.’
Wat de fuck?
Ietwat wankel op mijn benen loop ik naar de aangrenzende ruimte, waar Liz gelukkig nog op dezelfde plek staat. Ze is nog steeds met Sean in gesprek en nu ik wat dichterbij kom, zie ik inderdaad dat er een bobbel op zijn neus te zien is en de huid eromheen een beetje blauwig is. Ryan heeft dus echt zijn neus gebroken en daar ben ik eerlijk gezegd totaal niet rouwig om.
‘Liz,’ onderbreek ik hun gesprek, wat me een boze blik van die lul oplevert. Ik doe alsof hij lucht is, want ik voel geen enkele behoefte om nep-aardig tegen hem te doen. ‘Zullen we gaan?’
‘Eén minuutje,’ antwoordt ze tot mijn ergernis. Ik dacht dat we maar één minuut hier naar binnen zouden gaan, maar inmiddels ben ik hier al minstens een kwartier en ik heb het echt gehad.
‘Ik wacht buiten op je,’ zeg ik daarom en hoop maar dat ze me geen half uur laat wachten. 'Schiet op,' voeg ik er nog aan toe.
Ik draai me iets te snel weer om en mijn hoofd duizelt even. Misschien waren die twee shots tequila toch niet zo’n goed idee, want ik voel nu dat de drank zijn werk begint te doen. Wat frisse lucht zal me vast goed doen en helpen om een beetje te ontnuchteren.
Helaas neemt mijn duizeligheid toe bij elke stap die ik zet en als ik bijna bij de deur ben, bots ik tegen iemand die op dat moment naar binnen loopt. Ik dreig te vallen, maar mijn arm wordt vastgegrepen door een grote, stevige hand. ‘Are you okay?’
Na een paar keer knipperen trekt het tollen van mijn hoofd een beetje weg en herken ik het gezicht van degene voor me. Het is de man die me heeft geholpen toen Dennis me meesleurde naar deze straat, de man met het enge litteken in het gezicht.
Nu hij zo dichtbij staat is de dikke streep die van zijn wang over zijn neusbrug naar zijn wenkbrauw loopt nog beter zichtbaar, zelfs in het gedimde licht hierbinnen.
Are you okay?’ vraagt hij nog een keer.
Ik knik verdwaasd en kijk om me heen, niet goed wetend waar ik precies naar op zoek ben. Iemand die me kan helpen? Heb ik hulp nodig? Ik weet het niet, maar ik weet wel dat ik een enorme opluchting voel als ik het bekende gezicht van Paul zie.
‘Roosje?’ Hij is naast de man met het litteken komen staan en zijn grijze ogen kijken bezorgd naar me. ‘Gaat alles wel goed?’
‘Ik… ik weet het niet.’ Ik pak zijn arm vast om mezelf te ondersteunen en hoop dat de man die ik helemaal niet ken me loslaat. Dat doet hij niet. ‘Ik heb wat frisse lucht nodig.’
Paul wil mijn arm van de man met het litteken overnemen. 'Kom maar, ik loop met je mee naar buiten.'
‘Ken je this man?’ vraagt de engerd met het litteken aan me, terwijl hij een argwanende blik op Paul werpt. Zijn vingers omklemmen mijn bovenarm nog steeds. ‘Ik wil je niet met een random motherfucker hier weg laten gaan. Je kunt ook aan de bar zitten, dan regel ik a glass of water voor je en bel ik een taxi.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Dat is niet nodig. Hij is mijn baas.’
De man kijkt nog een keer naar Paul, kijkt dan naar mij met een bezorgdheid die vreemd is voor iemand die ik voor vandaag pas één keer heb gezien en weer naar Paul. Hij lijkt nog even te aarzelen, maar laat me dan los. ‘Oké, take care.’
Paul slaat zijn arm om me heen en laat me tegen zijn bovenlijf leunen, terwijl hij me naar buiten begeleidt. Frisse lucht. Dat is alles wat ik nodig heb en dan voel ik me vast snel een stuk beter.