Hoofdstuk 1
31 mei, 00.15
Ryan
Vandaag was bizar.
Ik weet nog steeds niet waarom ik haar heb meegenomen naar Marseille, want het is niet bepaald mijn stijl. Sterker nog, ik heb dit nog nooit eerder gedaan. Niet voor niets houd ik mijn leven in Nederland strikt gescheiden van mijn leven in Frankrijk, maar in de afgelopen week… fuck, ik weet echt niet wat me bezielt.
Mijn vader begint sinds een paar dagen argwaan te krijgen en ik breng Rose onnodig in gevaar door dit nog langer te rekken. Ik zou het moeten afkappen, voordat hij doorkrijgt waar ik mee bezig ben, maar ik lijk het juiste moment niet te kunnen vinden. Ik ben nog niet klaar met haar, ook al weet ik dat dat fucking egoïstisch is.
Over mijn stuur leunend kijk ik toe hoe ze wegloopt naar de ingang van het ziekenhuis. Ik heb zelf aangegeven dat ik niet mee naar binnen wilde, maar dat maakt het nog niet gemakkelijk om haar nu alleen te laten. Het liefst verlies ik haar geen seconde uit het oog, want deze vrouw is een rondwandelende magneet voor problemen — wat waarschijnlijk ook de reden is waarom ze mij zo naar zich toetrekt.
Zodra ze uit mijn zicht is verdwenen, start ik mijn auto en rijd langzaam naar de uitgang van de parkeergarage. Heel even overweeg ik om op haar te wachten, maar mijn aandacht wordt afgeleid als ik mijn auto aan het einde van parkeergarage naar links draai en even verderop een donkerblauwe Toyota in een van de vakken zie staan. Het is een van de weinige auto’s die hier op dit tijdstip staan en ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan dat ik dit niet eerder heb gezien.
Het is exact dezelfde auto als die van Dennis, maar ik zou dichterbij moeten gaan om er honderd procent zeker van te zijn. Ik geef een beetje gas bij, zodat ik niet te veel opval, en rijd ernaartoe. Het zou me niet verbazen als die klootzak hierheen is gekomen, want met alle informatie die ik van hem heb weet ik dat hij fucking onvoorspelbaar is en vreemde sprongen maakt — vooral als het op Rose aankomt.
Zodra ik het nummerbord kan aflezen word ik overspoeld door een gevoel van onrust dat begint in mijn buik en zich nestelt in al mijn ledematen. Mijn vuisten ballen zich om het stuur heen en ik klem mijn kaken opeen. Normaal gesproken handel ik niet uit emotie, want dat kan me letterlijk mijn kop kosten, maar op dit moment ben ik niet in staat tot rationeel nadenken.
De rationele beslissing zou zijn om nu weg te rijden en me niet verder te mengen in haar leven. Mijn taak zit er immers op. Maar dat betekent ook dat ik haar aan haar lot moet overlaten… met alle gevolgen van dien.
Bordel de merde!
Ik ram mijn vuisten tegen het stuur en duw mijn hoofd tegen de hoofdsteun. Heel even sluit ik mijn ogen. Ik kan het niet. Ik kan niet weggaan met de wetenschap dat hij daar binnen is. Ik heb haar beloofd dat hij haar geen pijn meer kon doen en hoewel ik niet bepaald bekend sta om mijn eerlijkheid, was dat geen leugen.
Er is natuurlijk wel één klein probleem. Ik kan hier niet doodnormaal naar binnen lopen en controleren of alles in orde is. Op dit soort plekken hangen te veel bewakingscamera’s die me op beeld kunnen vastleggen en daarnaast heb ik geen idee op welke afdeling de zus van Rose is opgenomen. Ik weet niet eens wat de naam van die zus is, dus ik kan het niet navragen of het door Gabriel laten uitzoeken.
Sacrament!
Haar bellen is ook geen optie, want dan moet ik mijn iPhone aanzetten en dat betekent ook dat ik broodkruimels achterlaat, zodra het toestel verbinding maakt met de dichtstbijzijnde ontvangstmast. Het is beter als mijn aanwezigheid hier niet te traceren is, want als ik erachter kom dat die klootzak haar met een vinger heeft aangeraakt…
Knarsetandend draai ik mijn stuur naar links en ik probeer zo snel mogelijk een plan te bedenken. In deze parkeergarage blijven is hoe dan ook geen optie, dus ik rijd in de richting van de uitgang. Omdat ik binnen een kwartier de ondergrondse garage verlaat kan ik zonder te betalen uitrijden. Dat daarbij gebruik wordt gemaakt van nummerbordherkenning doet er niet toe, want deze auto staat niet op mijn naam.
Niemand zal ooit weten dat ik hier ben geweest.
Buiten rij ik naar de dichtstbijzijnde woonwijk, zodat ik de auto daar ergens achter kan laten en ongezien mijn wapen uit de kofferbak kan halen. Wanneer ik een jongen nader die op de stoep loopt vertraag ik mijn rijtempo en laat mijn raam zakken. ‘Hey,’ zeg ik met een knikje. ‘Driehonderd euro voor je trui.’
Hij trekt aan een kabeltje, waardoor er een oortje tevoorschijn komt vanonder zijn capuchon en hij kijkt fronsend in mijn richting. ‘Wat?’
‘Ik geef je driehonderd euro voor je trui.’ Ik haal een stapeltje bankbiljetten uit de binnenzak van mijn colbert en trek er zes briefjes van vijftig uit. ‘Ja of nee?’
Een paar minuten later parkeer ik de auto op een rustige plek en ik wurm me achter het stuur uit mijn colbert. De trui die ik net heb gekocht trek ik over mijn overhemd aan en de muts gaat over mijn hoofd. Nu maar hopen dat dat knulletje geen luizen heeft.
Ik stap uit en loop naar de kofferbak, waar ik de bekleding een stukje lostrek, zodat ik het compartiment kan openen waar ik altijd een reservewapen in bewaar. We komen regelrecht van het vliegveld, dus ik draag niet eens holsters en ben dus ook genoodzaakt om het pistool in de band van mijn broek weg te stoppen. Fucking onhandig en veel te gangster voor mijn doen.
Nadat ik de auto heb afgesloten en de sleutel even verderop in de struiken heb verstopt, jog ik terug naar het ziekenhuis, waar ik even na half één naar binnen loop. Veel kan ik op dit moment niet doen, dus ik neem in de grote aankomsthal plaats op een beschutte plek, ergens op de rand van een plantenbak. Ik zoek naar alle camera’s, prent ze in mijn geheugen en dood daarna de tijd met wat potjes snake op mijn Nokia, want mijn iPhone heb ik bewust in de auto laten liggen.
Rond vijf voor één hoor ik in de verte stemmen. Hoewel ik niet kan verstaan wat er gezegd wordt, weet ik honderd procent zeker dat het Rose’ stem is. Maar ik hoor nog een stem, een mannenstem. Ik kan niet met zekerheid zeggen of het Dennis is, aangezien ik hem nog niet vaak heb horen praten, maar het klinkt in ieder geval als een vriendelijk gesprek, niet als een ruzie.
Ik kijk kort om me heen en als ik niemand anders in de hal zie, verplaats ik me zo geruisloos en onopvallend mogelijk door de grote hal, zodat ik haar kan zien, maar zij mij niet.
‘Wat bedoel je precies?’ hoor ik de mannenstem vragen als ik bij een scheidingswand aankom en daarachter schuil. Verder dan dit kan ik niet gaan zonder onopgemerkt te blijven. Na een snelle blik langs de wand kan ik in ieder geval wel concluderen dat ze niet met Dennis in gesprek is. Ze zit samen met een bruinharige man op een bankje.
‘Hij liegt ook,’ klinkt Rose’ stem achter de scheidingswand. Ze klinkt anders dan de afgelopen dagen, nerveuzer en meer geprikkeld. ‘Hij is blijkbaar al een tijd geleden ontslagen, omdat hij…’ Er valt een korte stilte, waarna ze op zachte toon verder praat. ‘… corrupt is.’
‘Dat is echt bullshit!’ galmt het dan door de hal.
Fuck.
Om de een of andere reden weet ik nu meteen dat het Dennis is, puur door de toon waarop hij praat. Na een vluchtige blik langs de scheidingswand is zijn rotkop het eerste wat ik zie. Ik knars mijn kiezen en adem diep in door mijn neus, maar weerhoud mezelf ervan om direct in te grijpen. Op dit moment is er nog te weinig aan de hand om teveel risico’s te nemen.
‘Ik ben er gewoon ingeluisd,’ tiert hij. ‘Maar jij gelooft meteen alles wat je hoort!’
Er worden wat woorden gewisseld en ik hoor dat de andere man Eric heet, waardoor ik weet dat hij de broer van Rose is. Hij probeert de boel op een kalme manier te sussen, maar zijn tactiek werkt voor geen meter en Dennis klinkt met de seconde meer opgefokt. Als ik Eric was dan had ik Dennis allang tegen de grond geramd als hij zo tegen mijn zusje sprak, maar ik denk niet dat deze softy daartoe in staat is.
Het verbaast me dan ook als hij Dennis plots een harde duw geeft, waardoor die sukkel op de grond belandt. Dat doet hij pas nadat hij van Rose hoort wat Dennis haar al die jaren aandoet en ik ben blij dat ze in ieder geval nog iemand heeft die voor haar durft op te komen.
‘Klootzak!’ hoor ik Dennis woest mompelen, terwijl hij overeind komt en naar de achterkant van zijn broek reikt. Ik zie het gebeuren en weet meteen wat er aan de hand is, nog voordat Rose en haar broer het opmerken. Crisse. ‘Wat?’ vraagt hij met een misselijkmakende grijns aan Rose. ‘Dacht je dat jij de enige was die met pistolen kon zwaaien?’
Aan Eric is niet meer te zien dat hij net nog een duw heeft uitgedeeld en hij vervalt direct weer in zijn softy-modus. Hij strekt zijn armen naar voren, met zijn handpalmen omhoog. ‘Rustig, Dennis. Rustig aan. Rustig.’
Ja, gast, dát zal vast helpen.
‘Tijd om te vertrekken, Eric.’ Dennis richt zijn pistool op hem en zwaait ermee naar een van de gangen.
‘Dennis, doe normaal!’ gilt Rose en haar stem slaat een beetje over. Verdomme, volgens mij huilt ze. Ik weet niet wat het is, maar elke keer als ze huilt dan voelt het alsof iemand een vuist om mijn hart klemt. Nu is dat niet anders.
‘Jij moet je bek houden, Rose,’ brult hij naar haar. Zijn pistool is godzijdank nog steeds op haar broer gericht, maar dat kan binnen één tel veranderen. ‘Jij beschuldigt mij van dingen, terwijl je zelf voor iedereen je benen spreidt.’
Ik zet een stap naar achteren, leun met mijn rug tegen de scheidingswand en hef mijn hoofd naar het plafond, terwijl ik mijn opties doorneem. Daar ben ik vrij snel mee klaar, want er is slechts één optie en dat is dat ik me hiermee ga bemoeien, met alle gevolgen van dien.
‘En wat dan nog?’ hoor ik Rose achter me snauwen. ‘Ik was inderdaad bij iemand anders. Heb jij je ook al afgevraagd waarom dat zo was?’
Merde, is ze helemaal gek geworden?
Waarom zou ze in godsnaam dit soort shit zeggen, terwijl hij met een fucking pistool loopt te zwaaien?
Ik draai me vlug om, zodat ik het drietal weer kan zien. Dennis heeft zijn pistool niet langer op Eric gericht, maar op Rose. Weer voel ik die klemmende vuist om mijn hart, maar ditmaal wordt er ook nog tergend langzaam een pijl doorheen geboord.
‘Wie?’ vraagt Dennis en zijn toon en houding zijn opeens compleet anders. Net klonk hij hysterisch, als iemand die doorgeslagen was in zijn woede en dit niet onder controle kreeg, maar nu is hij akelig kalm. Ik herken deze toon. Hij klinkt als iemand die op het punt staat om iemand in koele bloeden om te leggen.
‘Dat doet er niet toe.’ Rose’ stem trilt en ik hoop dat haar angst haar tegenhoudt om nog meer domme dingen te zeggen. ‘Je kent hem toch niet.’
‘Wie, Rose? Je gaat me godverdomme NU vertellen voor wie jij je fucking benen gespreid hebt!’
Dit is mijn cue en ik kom achter de scheidingswand vandaan als Rose nogmaals de woorden je kent hem niet uitspreekt. Dat zal nog een verrassing voor haar worden en ik weet dat ik op het punt sta om haar keihard teleur te stellen met wat ik ga doen, maar ik zie geen andere manier om haar uit deze gevarenzone weg te krijgen.
Ik steek mijn handen in de zakken van mijn broek en houdt mijn hoofd wat omlaag, zodat de beveiligingscamera’s me niet goed kunnen vastleggen. Ik voel dat ze naar me kijkt, maar ik ben niet van plan om haar blik te beantwoorden. In plaats daarvan trek ik Dennis’ aandacht door mijn aanwezigheid bij hem aan te kondigen.
‘Je moet mij hebben.’