HOOFDSTUK 3

James

Uiteraard wist ik haar naam al, maar het was eigenlijk mijn bedoeling om mezelf aan haar voor te stellen. Ik wil mijn naam over haar lippen horen rollen… maar ze vraagt er verdomme niet naar.
Ondertussen komt de serveerster de fles rum die ik zojuist besteld heb aan onze tafel brengen. Ze zoekt overduidelijk naar mijn aandacht - door haar gigantische tieten zowat in mijn gezicht te duwen - maar ik ben te geërgerd om er op te reageren, doordat Isabel mijn naam niet vraagt.
'Ben je altijd zo asociaal?' snauw ik naar haar.
Ze draait haar hoofd terug en kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. 'Ik?' vraagt ze verontwaardigd. 'Heb jij al eens goed naar jezelf gekeken?'
'Regelmatig,' antwoord ik wellicht ietwat te arrogant, wat me meteen een geërgerde zucht van Isabel oplevert. 'Je vraagt mijn naam niet eens.' Ik houd me nog net in door er niet het woord trut aan toe te voegen, aangezien ik denk dat ze dan weer een poging zal doen om te vertrekken.
'Wat is je naam?' vraagt ze op een verveelde toon.
Ik klem mijn kaken op elkaar en voel diep vanbinnen woede in mij opborrelen, die ik normaal gesproken vrij gemakkelijk onder controle kan houden. 'James,' weet ik alsnog uit te brengen.
Mijn boosheid lijkt haar te amuseren, want haar blik wordt opeens een stuk uitdagender en ze zegt op een plagende toon: 'Ik ga je Jamie noemen.'
'Dat is niet mijn naam,' antwoord ik geërgerd en ik probeer haar met mijn blik duidelijk te maken dat ik hier echt niet van gediend ben.
Ze haalt haar schouders op, grist de fles rum van tafel en schenkt haar inmiddels lege glas opnieuw vol. 'Vanaf nu is het wel je bijnaam. Je meest favoriete bijnaam, welteverstaan.'
Ik onderdruk de neiging om er op te reageren, want ik vermoed dat dat precies is wat ze probeert uit te lokken. Mijn hekel aan bijnamen negeer ik voor het gemak maar even, want het belangrijkste is nu dat Isabel niet nog een poging doet om te vertrekken. Zolang ze hier blijft zitten, mag ze me noemen zoals ze wil.
Dat klinkt verdomme behoorlijk triest en ik vraag me af waarom ik eigenlijk zo wanhopig hunker naar haar aandacht. Normaal gesproken heb ik niet zo veel interesse in mijn medemens, maar bij dit oranje-harige meisje is dat opeens anders.
Ik wil meer van haar weten. Of nee… ik wil alles van haar weten.
'Waar kom je vandaan?' vraag ik, haar irritante houding negerend.
'Uit Europa,' is haar nogal vage antwoord. Ze is nogal gereserveerd in wat ze prijsgeeft en ik vraag me af of dat voortkomt uit voorzichtigheid, of doordat ze mij gewoon niet mag. 'Maar ik woon nu hier.'
Ik pak de fles rum, om mijn eigen glas vol te schenken. Isabel heeft zojuist alleen haar eigen glas volgeschonken — asociaal. ’Bij je overspelige vriend,’ plaag ik haar, in de hoop dat ik haar nu ook een beetje uit de tent kan lokken. 'En nu sta je op straat.'
De blik in haar ogen zorgt ervoor dat ik meteen spijt heb van mijn woorden. Het was niet mijn bedoeling om haar daadwerkelijk te kwetsen. 'Ja, dat klopt,' antwoordt ze zachtjes, met een triestige blik in haar ogen. Ze draait afwezig rondjes met haar tumbler-glas over het tafelblad. 'Terwijl het eigenlijk meer míjn huis was, dan dat van Sebastian. Ik heb er het grootste gedeelte van betaald.'
'Waarom ben jij dan degene die nu op straat staat?' Mijn opmerking klinkt waarschijnlijk botter dan ik het bedoel. Ik begrijp gewoon niet waarom ze zich zo gemakkelijk weg laat jagen.
Het lijkt er nu op dat ze helemaal niet zo besluitvaardig is, als dat ik haar inschatte. 'Waarom heb jij hem niet op straat gegooid?'
'Hoe dan?' Er komt een gepijnigd lachje uit haar mond. 'Ik weet niet of je mij gezien hebt,' ze wijst naar zichzelf, waarschijnlijk om te benadrukken dat ze klein van stuk is, 'maar het lukt mij nou eenmaal niet om hem dat huis uit te sleuren. En ik ken hier verder niemand, dus ik kan ook geen hulp inroepen of zo.'
'Je laat hem hier toch niet zomaar mee wegkomen?'
Ze haalt haar schouders op en draait haar hoofd opzij, zodat haar blik niet meer op mij gericht is. Haar amberkleurige ogen stralen een soort mengeling van boosheid en bedroefdheid uit, alsof ze daadwerkelijk niet weet wat ze moet doen. 'Het is niet anders,' verzucht ze uiteindelijk.
Ik schud wederom mijn hoofd en neem mijn glas in mijn hand. Mijn ogen blijven de hele tijd op haar gericht, want ik voel een gigantische drang om haar te helpen, al heb ik het gevoel dat ze mijn hulp niet zal accepteren. ’Als ik jou was, had ik dat huis in de fik gestoken,’ zeg ik, voordat ik een slok rum neem.
'Dat geloof ik graag,' grinnikt ze.
'Zal ik het voor je doen?' gooi ik eruit, zonder verder na te denken bij wat ik nou eigenlijk zeg. Ze kijkt me aan alsof ze met stomheid geslagen is. 'Ik bedoel… het is een kleine moeite.'
'Jij bent gek,' fluistert ze geshockeerd, al klinkt er ook een klein vleugje geamuseerdheid door in haar toon.
Ze moest eens weten.
'Waar ga jij nu dan heen?' vraag ik haar.
Ze haalt haar schouders op en nipt aan haar glas. 'Ik heb twee keuzes; of ik ga hier op straat leven, of ik ga terug naar Nederland.'
Nederland, daar komt ze dus vandaan. Beetje bij beetje kom ik steeds meer over haar te weten.
'Je gaat hier niet op straat leven,' deel ik haar mede. Ik ben bloedserieus, want ik ga haar niet aan haar lot overlaten — dat kan ik niet.
'Dan moet ik dus terug naar Nederland,' antwoordt ze schouderophalend. 'Er zit nou eenmaal niets anders op. Ik ga liever niet terug, maar ja.' Ze nipt nog een keer aan haar glas, terwijl ik me ondertussen afvraag waarom ze liever niet teruggaat naar Nederland. Ik sta net op het punt om haar ernaar te vragen, als ze verder praat. 'Ik heb geen zin om daar zielig over te doen. Ik wil graag genieten van mijn laatste avond hier.'
'Laat me je daar bij helpen.'
De slok rum die ze zojuist heeft genomen wordt bijna over het tafelblad uitgespuugd, omdat ze mijn voorstel blijkbaar hilarisch vindt. Ze slaat haar hand voor haar mond om de drank binnen te houden, waardoor slechts haar twinkelende, goudkleurige ogen voor mij zichtbaar blijven. 'Hoe ga je dat doen, Jamie?'
'Vertel me maar wat je wilt doen en dan maak ik het mogelijk.'
Ze knijpt haar ogen samen en bijt nadenkend op haar lip. Net als ik vermoed dat ze met een of ander belachelijk, onmogelijk voorstel op de proppen komt, zegt ze: 'Ik wil de zonsondergang zien.'
Serieus?
Ik werp een blik op mijn horloge en zie dat het tien voor zeven is. De zon kan elk moment ondergaan. 'Dan moeten we opschieten.’
Ik sta op en zie dat ze zelf geen enkele aanstalten maakt om overeind te komen. Ze kijkt me bedenkelijk aan vanaf haar stoel. 'Is dit niet een beetje vreemd?'
'Nee, Isabel.' Het enige vreemde is dat zij nog steeds op haar stoel zit. 'Schiet op, anders mis je het. Geef me je tas.'
'Maar die is roze,' is het volgende slappe smoesje dat ze verzint.
'Wil je nou verdomme die zonsondergang zien, of niet?' bits ik ietwat ongeduldig. Ik gooi ondertussen een honderd-dollarbiljet op de tafel, om voor de fles rum te betalen.
'We kennen elkaar helemaal niet,' zegt ze zachtjes.
Ik grijp naar het hengsel van haar knalroze weekendtas en haal het spuuglelijke ding van de stoel. Zonder haar reactie af te wachten, begin ik richting de uitgang van de kroeg te lopen. 'Schiet op, Isabel,' roep ik over mijn schouder. 'Anders ga ik er met je spullen vandoor.'

Ik loop bewust in de richting van de haven, maar dat laat ik niet aan haar merken. Ik ben van plan om haar niet alleen vanavond in mijn buurt te houden, maar daarna ook nog. Als het aan mij ligt, gaat ze namelijk niet terug naar Nederland.
We stoppen uiteindelijk bij een hoger gelegen punt, waar je vanaf een muurtje uitkijkt over de oceaan en een perfect uitzicht hebt op de ondergaande zon. Ik gooi de weekendtas van Isabel op de grond en strek vervolgens mijn hand uit, omdat ik haar wil helpen om op het muurtje te klimmen.
'Het lukt wel,' antwoordt ze tot mijn grote ergernis. Ik vraag me af of ze het ooit nog gaat toelaten dat ik haar aanraak.
Ze zet haar handen op de vlakke ondergrond van het muurtje en duwt zichzelf met gemak omhoog. Haar heerlijke billen steken daardoor voor heel even naar achteren en ik kan het niet laten om ernaar te kijken. Fuck, ik heb er heel wat voor over om haar zonder kleren te zien.
Ik zet de fles rum op het muurtje en duw mezelf ook omhoog, zodat ik naast haar plaats kan nemen. De zon is inmiddels al gedeeltelijk gezakt, waardoor de lucht donkerrood gekleurd is en een warme gloed op de lelieblanke huid van Isabel achterlaat. Haar mondhoeken zijn omhoog gekruld en ze heeft een tevreden uitdrukking op haar gezicht, terwijl ze naar het kleurenpalet in de lucht staart.
Er staat een behoorlijke wind, die haar lange oranje haren naar achteren blaast en een spoor van kippenvel op haar armen achterlaat. Ik zou het liefst een arm om haar heen slaan - om haar op te warmen - maar ik vermoed dat ze dat gebaar niet zal waarderen. Eerlijk gezegd heb ik geen idee wat ze op dit moment wel kan waarderen, want ik vind haar wat dat betreft nogal moeilijk te peilen.
Ik draai de dop van de fles rum, waarna ik hem voor haar neus houd. Ze glimlacht eventjes en pakt de fles uit mijn hand, wederom zonder me aan te raken en zonder een woord te zeggen. Nadat ze een paar minuscule slokjes heeft genomen, krijg ik de fles weer terug.
'Dit ga ik echt missen,' zucht ze uiteindelijk, na een paar minuten stilte, waarin ik vrijwel de hele tijd alleen maar naar haar gestaard heb. Het valt me nu pas op - omdat ik haar nu echt van dichtbij kan bekijken - dat haar neus bedekt wordt door kleine, bijna onzichtbare sproetjes. Het heeft iets schattigs, naast de sensualiteit die de rest van haar lichaam uitstraalt. 'In Nederland zijn de zonsondergangen echt niet zo mooi.'
'Blijf dan hier,' zeg ik per ongeluk hardop. Ik weet ondertussen dat het geen zin heeft om haar te pushen, maar ik wil gewoon niet dat ze al meteen vertrekt. Nog niet.
Ze glimlacht zwakjes en schudt haar hoofd licht heen en weer. 'Dat gaat niet.'
Ik zeg niets - want ik weet dat het geen zin heeft - maar ik ga ervoor zorgen dat het wel gaat, koste wat het kost. Ik kan haar niet laten gaan, want… fuck, ik geloof helemaal niet in dat soort onzin, maar volgens mij hoort zij bij mij of zo.
Wanneer ze met haar handpalmen over de met kippenvel bedekte huid van haar bovenarmen begint te wrijven, om zichzelf te verwarmen van de kou, kan ik de behoefte om haar aan te raken niet langer weerstaan. Ik leg mijn hand op haar schouder, zachtjes en voorzichtig, bijna alsof ik bang ben dat ze breekbaar is. Haar spieren verstijven meteen onder mijn aanraking en het lijkt erop dat ze haar adem inhoudt.
'Ik dacht dat je het koud had,' geef ik als verklaring en ik haal mijn hand snel weer bij haar schouder vandaan. Het is absoluut niet mijn bedoeling om haar een ongemakkelijk gevoel te geven, maar tegelijkertijd voelt het voor mij ook behoorlijk ongemakkelijk. Ik ben het helemaal niet gewend om zo afgewezen te worden en eerlijk gezegd weet ik ook niet goed hoe ik ermee moet dealen.
'Ik heb het ook koud,' antwoordt ze, waardoor ik weer helemaal in verwarring gebracht word. Vindt ze het nou wel oké als ik haar aanraak? Ik durf nu echter geen vinger meer naar haar uit te steken, want ik heb niet veel zin om mijn ego nog een keer zo een klap te geven. 'Mag ik je wat vragen?' Ze draait haar hoofd naar me toe en de lichte gloed die de zonsondergang achter heeft gelaten, zorgt ervoor dat haar ogen goud-oranje oplichten. 'Hoe heet je vriendin?'
Mijn vriendin? Ik vraag me af waarom ze daarin geïnteresseerd is, want wat mij betreft is dit wel het laatste onderwerp wat ik met haar wil bespreken. 'Camila,' antwoord ik met tegenzin.
'Denk je dat Camila en Sebastian wel vaker…' Ze valt even stil en kijkt ongemakkelijk om zich heen, alsof ze moeite heeft om het woord seks uit te spreken. Ik had haar niet ingeschat als preuts, maar misschien heb ik mij daarin vergist. 'Denk je dat ze een affaire hadden?'
Ik schud meteen mijn hoofd, omdat ik nou eenmaal zeker weet dat dat niet het geval was.
Zij lijkt echter geen genoegen te nemen met dit antwoord. 'Hoe weet je dat?'
'We komen hier niet vandaan, dus dit was de eerste keer dat ze elkaar zagen.' Ik denk totaal niet na over mijn antwoord en dat is absoluut niet verstandig. Ik heb ook meteen spijt van mijn woorden, maar ik kan ze nu niet meer terugnemen. Ik kan nu alleen maar hopen dat Isabel er niet te veel over nadenkt en ik dit verder niet uit hoef te leggen.
'Dat is raar,' antwoordt ze helaas alsnog met een bedenkelijke blik in haar ogen en een diepe frons op haar wenkbrauwen. 'Dus ze kwamen elkaar op klaarlichte dag tegen en toen besprongen ze elkaar meteen?'
'Nee, Camila was…' Verdomme, ik moet echt beter nadenken over wat ik zeg. Het lijkt me ook het beste om dit onderwerp nu meteen af te kappen, want het gaat me niets goeds opleveren. Ik kan - of eigenlijk wil - haar niet uitleggen waarom ze Camila bovenop Sebastian aan heeft getroffen. De waarheid doet er in dit geval ook niet toe, want het neemt niets weg aan het feit dat Sebastian een klootzak is. Hij had het kunnen en moeten weigeren, maar dat heeft hij niet gedaan. 'Ik weet het ook niet, Isabel,' snauw ik daarom slechts. Het klinkt waarschijnlijk verwijtend naar haar, maar ik verwijt het vooral mezelf dat ik zo dom was om überhaupt mijn mond hierover open te trekken. 'Ik wil gaan.'
Het is overduidelijk dat mijn toon haar beledigt, want haar gezichtsuitdrukking spreekt boekdelen. Ze draait zelfs letterlijk haar rug naar me toe en zwaait op een verwaande wijze met haar hand in mijn richting, zonder me verder nog aan te kijken. 'Ga dan, Jamie. I don’t care.'
Nog steeds komt het geen seconde in me op om haar alleen te laten. ’Ik bedoelde samen.'
Ze snuift, schudt haar hoofd en slaat haar armen over elkaar, nog steeds met haar rug naar me gekeerd. 'We kennen elkaar helemaal niet, dus we hoeven helemaal nergens samen naartoe.'
'Isabel, alsjeblieft…' Ik kan me niet herinneren dat ik ooit iemand gesmeekt heb, want dat is nou eenmaal niet mijn stijl. Ik ben meer van het graag-of-niet-principe en ik stel me nooit afhankelijk van een ander op. Tot nu toe, blijkbaar. 'Ik wil je niet alleen laten.'
Ze draait haar hoofd een klein beetje, zodat haar ooghoek zichtbaar wordt, zonder verder iets te zeggen. Het is een minuscule reactie, maar het is in ieder geval iets en ze zegt nog niet meteen nee.