HOOFDSTUK 30

James

Het woord opgeven kwam nooit eerder in mijn vocabulaire voor, maar momenteel verwelkom ik het met open armen, als een oude vriend. Op dit moment getuigt het namelijk van meer lef om te kiezen voor opgeven, dan dat ik triest blijf vasthouden aan dat kleine beetje hoop dat ik hier ooit nog vandaan zal komen.
Ik heb geaccepteerd dat mijn situatie uitzichtloos is en dat het geen enkele zin heeft om dit allemaal nog langer te rekken, dat gun ik Camila ook niet.
Het dienblad met het schoteltje met iets dat voor eten door moet gaan – het lijkt veel meer op hondenvoer dan op iets wat je een mens voor zou schotelen – staat onaangeroerd bij de deur van mijn hok. Ik heb besloten om niet meer te eten en drinken, zodat ik hopelijk binnen een paar dagen zal uitdrogen en op die manier mijn einde tegemoet ga, onder mijn eigen voorwaarden.
Mijn hoofd rust tegen de muur achter me en ik sluit mijn ogen, zodat ik nog even kan dagdromen over Isabel. Ergens ver op de achtergrond hoor ik haar stem, die steeds dichterbij lijkt te komen. ‘Waar breng je me naartoe?’
Mijn oogleden vliegen razendsnel omhoog en ik richt mijn blik naar de deur. Of ik ben helemaal krankzinnig aan het worden – wat heel goed het geval kan zijn – of ik hoor haar stem echt.
‘Als je me in de maling neemt dan krijg je die ketting echt niet, hoor,’ klinkt het weer, ditmaal een stuk helderder.
Fuck, nee… dit mag niet waar zijn! Nooit eerder heb ik zo hard gehoopt dat ik krankzinnig was geworden, maar op dit moment wil ik niets liever dan dat.
‘Is hij hier?’
Het inmiddels bekende geluid van de sleutel die in het slot van mijn deur gaat, weerklinkt door mijn hok en even later komt er een klein streepje licht naar binnen. Aangezien mijn ogen volledig gewend zijn aan de duisternis hierbinnen, duurt het heel even voordat ik iets zie.
Mijn grootste nachtmerrie wordt werkelijkheid en het voelt alsof de grond onder mijn voeten vandaan zakt, wanneer ik een glimp opvang van Isabels oranjekleurige haar. Vreugde, woede, wanhoop en haat voeren een strijd binnenin mij en het voelt alsof iemand een immens zwaar gewicht op mijn borstkas geplaatst heeft.
‘Hier ligt de ketting…’ Isabel overhandigt een briefje aan Camila en haar amberkleurige ogen kijken slechts vluchtig in mijn richting. Het enige wat ik kan doen, is verbijsterd terugstaren naar wat zich voor mijn neus afspeelt. Ze gedraagt zich vreemd, al kan ik niet precies uitleggen wat ik daarmee bedoel. Het lijkt wel alsof ze hier wil zijn. ‘De code van de kluis staat op het briefje.’
‘Prima.’ Camila werpt een blik op het briefje en kijkt vervolgens met een zelfvoldane grijns naar mij. Fucking kutwijf. ‘Jij blijft hier,’ zegt ze tegen Isabel, zonder haar blik van mij los te maken. ‘Totdat we hebben gecontroleerd of die ketting daadwerkelijk daar ligt.’
‘Nee!’ grom ik, terwijl ik mezelf met veel pijn en moeite overeind duw. Mijn lichaam is behoorlijk verzwakt, maar de woede die ik nu voel zorgt voor een gigantische adrenalinestoot. Isabel hoort hier verdomme niet te zijn. ‘Laat haar gaan, Camila,’ smeek ik haar in het Spaans. Ik realiseer me dat mijn woorden waarschijnlijk weinig teweegbrengen, maar alsnog ben ik bereid om, bij wijze van spreken, op mijn knieën te gaan. ‘Je hebt mij al. Doe met me wat je wilt, maar laat haar gaan.’
‘Ben je niet blij om je schatje weer te zien?’ grinnikt Camila op een boosaardige wijze. Ik zou het liefst die grijns van haar fucking gezicht willen slaan. ‘Ik dacht dat dit een leuke hereniging zou zijn, maar helaas…’ Ze werpt een zogenaamd berouwvolle blik naar Isabel en gebaart vervolgens naar haar. ‘Nou, hop-hop, naar binnen.’
De vastberadenheid die ik net in Isabels ogen dacht te zien, is nu geheel verdwenen. De manier waarop ze nu naar me kijkt, is eerder te bestempelen als angstig en vol spijt. ‘Oké,’ zegt ze met een trillende stem. ‘Maar je laat ons wel gaan, zodra je die ketting hebt. Toch?’
Nee, natuurlijk niet. ‘Natúúrlijk,’ antwoordt Camila echter met een glimlach.
Ik heb het gevoel dat ik stik — alsof alle lucht binnen één tel uit me weg wordt gezogen. Ik dacht dat ik me al enige tijd in de hel bevond, maar nu Isabel hier is… erger dan dit kan het gewoon niet meer worden. Dit is een fucking nachtmerrie.
Camila zet een paar stappen naar achteren en knipoogt naar me, wanneer ze de zware deur vastpakt en weer dichtduwt. Het kleine strookje licht verdwijnt langzaamaan en mijn hok – wat vanaf nu blijkbaar ons hok is – wordt weer afgesloten.
‘Hoe kun je godverdomme nou zo dom zijn,’ fluister ik verbijsterd in de duisternis. Mijn stem breekt bijna – iets wat me nog nooit eerder gebeurd is – maar woede overheerst momenteel mijn verdriet.
Net wanneer ik op het punt sta om nog meer verwensingen naar haar hoofd te smijten, zie ik haar schaduw dichterbij komen en voel ik hoe ze haar armen strak rondom mijn middel wikkelt. De heerlijke, fruitige geur van haar haren kriebelt mijn neusholten en ondanks dat ik er zeker van ben dat ik zelf absoluut niet fris ruik, klemt ze zich aan me vast alsof ze nooit meer van plan is om me los te laten.
‘Ik dacht dat je dood was,’ snikt ze met schokkende schouders. ‘Ik dacht écht dat je dood was en ik je nooit meer zou zien.’
Ondanks mijn woede en de stekende pijn in mijn zij, verstevig ik onze omhelzing nog meer. Ik druk mijn lippen, die inmiddels deels bedekt worden door een prikkende baard, tegen haar kruin. Ik weet niet wat ik moet zeggen, want er bestaan geen woorden die kunnen verduidelijken hoe erg ik haar gemist heb.
Voor heel even kan ik genieten van onze hereniging en is het gewoon even zij en ik, niets anders doet er op dat moment toe. Er zijn momenten geweest waarop ik zo egoïstisch was om te wensen dat zij in deze ruimte zou zijn en nu lijken mijn gebeden eindelijk verhoord. Het is echter niet wat ik daadwerkelijk wil, niet voor haar.
‘Je had hier niet naartoe moeten komen,’ laat ik haar daarom na een paar minuten op een ijskoude toon weten. Waarschijnlijk verpest ik nu dit moment, maar dat kan me niets schelen. Ik kan niet doen alsof ik blij ben omdat zij haar leven weggooit. ‘Ze laten je nooit meer gaan, Isabel. Ze zullen je…’ Ze fluistert iets in mijn oor, maar ik kan haar niet goed verstaan. ‘Wat?’
‘Ik heb een zender in me,’ herhaalt ze fluisterend. ‘Niko gaat zometeen de boel opblazen.’
‘Wat?!’ Ditmaal heb ik haar wel goed verstaan, maar kan ik gewoonweg niet geloven wat ze zegt. Ik duw haar een eindje bij me vandaan, waardoor ik haar amberkleurige ogen in de zwakke verlichting in dit hok kan zien. ‘Meen je dit?’
‘Ja,’ fluistert ze, terwijl ze hevig met haar hoofd knikt. Ze lijkt verdomme wel enthousiast hierover. ‘We komen je hier weghalen!’
‘Hoe haal je het in je hoofd?!’ Het is niet mijn bedoeling om tegen haar te snauwen, maar ik kan gewoon niet geloven dat ze zo veel risico neemt. Een risico dat waarschijnlijk niet de moeite waard zal zijn.
En blijkbaar vindt Niko het oké om Isabels veiligheid dusdanig op het spel te zetten, door haar in te zetten als een of ander lokkertje. Mocht ik ooit uit dit hok komen, dan zet ik hem dat sowieso betaald.
‘Wat nou?!’ snauwt ze terug, terwijl ze me een vurige blik met haar amberkleurige ogen toewerpt. Ze slaat vijandig haar armen over elkaar en ik realiseer me op dat moment opnieuw hoe erg ik haar gemist heb. ‘Ga je het ons kwalijk nemen dat we je hier weg willen halen?’
Ik kan het niet laten om haar weer tegen mijn lichaam te trekken, mijn armen om haar heen te slaan en zacht te grinniken. ‘Zullen we dat ruziemaken maar bewaren voor later?’
‘Dat is misschien wel een goed idee.’ Ze wurmt zich los en drukt haar lippen tegen mijn bebaarde wang, waarna ze zachtjes giechelt. ‘Dat kietelt, maar ik denk dat ik daar wel aan kan wennen. O, trouwens… ik heb nog iets.’ Ze duwt zich van me af en ik kijk haar verward aan, wanneer ze vervolgens haar hand in haar jeans laat glijden. ‘Ik heb iets verstopt.’
‘Tussen je benen?’
‘Eh, ja… in me,’ mompelt ze, terwijl ze een beetje door haar knieën zakt en ondertussen met haar hand tussen haar benen graait. ‘Dat was een idee van Niko.’
Ik schud mijn hoofd en mag hopen dat ik haar niet goed verstaan heb. ‘Wat?!’
‘Ja, hij zei dat ik er iets aan de voor- of achterkant in moest stoppen. Hij zei dat ze daar niet zouden zoeken, dus ik…’
‘Heeft hij aan je gezeten?’ onderbreek ik haar. Mijn maag maakt een buiteling bij de gedachte dat Niko haar ook maar met één vinger aan heeft geraakt. Enerzijds zie ik hem er niet voor aan om mij zoiets te flikken, maar anderzijds weet ik hoe gestoord hij kan zijn — vooral als het op vrouwen aankomt.
‘Doe normaal!’ Ze rolt zuchtend met haar ogen, terwijl ze de zoektocht naar haar verborgen pakketje met haar hand voortzet. ‘Je mag wel iets meer vertrouwen in ons hebben, Jamie.’
Jamie. Wat haat ik die fucking bijnaam, maar wat ben ik blij om hem nu weer te horen.
‘Ah, ik heb het!’ roept ze vervolgens uit met een gigantische glimlach op haar gezicht. Ze voegt er nog het woord tadaa aan toe – alsof ze een of andere fucking goochelaar is – en overhandigt mij vervolgens een in plastic verpakt voorwerp.
‘Wat is dit?’ vraag ik, terwijl ik het plastic begin los te peuteren en heel hard probeer te negeren dat mijn vingers momenteel nat worden van haar lichaamssappen. De gedachte om er even aan te ruiken flitst ongewild door mijn hoofd, maar ik weet mezelf te beheersen. ‘Een mes?!’ breng ik woedend uit, wanneer de contouren van het ingeklapte knipmes steeds duidelijker worden. ‘Godverdomme, Isabel, heb je enig idee hoe gevaarlijk dit is? Wat nou als het was opengeklapt binnenin je?! Je had kunnen…’
‘Joh, zeur niet zo,’ zucht ze. ‘We zouden geen ruzie maken, weet je nog?’
Ik klem mijn kaken op elkaar en slik mijn commentaar in, maar ik ben absoluut niet blij met alle risico’s die ze voor mij heeft genomen. Dat ben ik helemaal niet waard.
Op de achtergrond klinkt zacht gerommel dat steeds dichterbij komt en ik voel de grond onder ons lichtjes trillen. ‘Hoe laat ging Niko de boel opblazen?’ vraag ik, terwijl ik zo goed mogelijk probeer te luisteren.
‘Geen idee,’ antwoordt Isabel schouderophalend, onvoorbereid en naïef als ze is.
‘Ik denk nu.’ Ik trek haar naar me toe en duw haar richting de grond. ‘Ga liggen.’
Ik hoop maar dat Niko enigszins een goede inschatting heeft gemaakt wat betreft het aantal explosieven dat hij moet gebruiken. Hem kennende weet ik echter dat hij nogal enthousiast kan zijn met dit soort dingen. Dat zou zomaar als gevolg kunnen hebben dat alles hier zometeen instort.
Ik plaats daarom mijn lichaam bovenop dat van Isabel, om haar zo goed mogelijk te beschermen. Het trillen van de grond wordt steeds heviger en om ons heen beginnen stukjes muur los te komen.
‘Het komt goed,’ probeer ik Isabel gerust te stellen, die inmiddels onder me ligt te rillen als een rietje. Ik doe mijn uiterste best om haar niet te laten merken dat ik helemaal niet zeker weet of het daadwerkelijk goed komt. Eén ding weet ik wel zeker en dat fluister ik ook meermaals in haar oor: ‘Ik zal je altijd beschermen.’