HOOFDSTUK 32

James

Het redden van mijn leven heeft haar gebroken en ik hoop met heel mijn fucking hart dat ik ooit weer alle kapotte stukjes van haar aan elkaar kan lijmen. Mijn onschuldige Isabel is zojuist samen met Camila doodgegaan – dat weet ik honderd procent zeker – maar ik wil er alles aan doen om te redden wat er nog van haar over is.
Zodra we in Niko’s auto zitten, trek ik haar tegen mij aan, zonder ook maar een reactie van haar te krijgen. Ze staart apathisch voor zich uit, met een glazige blik in haar ogen, terwijl ze steeds harder begint te trillen. De adrenaline is overduidelijk haar lichaam aan het verlaten. Ik weet dat het besef van wat er zojuist gebeurd is, van wat zij gedaan heeft, nu steeds meer bij haar binnen zal komen.
Ze heeft een leven genomen, iets wat onomkeerbaar is, zowel voor haarzelf als voor Camila. Het fragiele karakter van Isabel is hier niet tegen bestand en ik ben bang dat het haar helemaal kapot gaat maken.
Een klein half uur later arriveren we bij de haven en pas dan merk ik op dat Niko ons naar mijn boot heeft gebracht. Ondanks dat Isabel de hele rit zwijgend en roerloos tegen me aan heeft gehangen, duwt ze het portier al open nog voordat de auto volledig tot stilstand is gekomen. Ze rent naar buiten en buigt even verderop over een bloembak, waar ze luid hoestend en kokhalzend de inhoud van haar maag eruit gooit.
‘Ik haat je voor de rest van mijn leven, Niko, omdat je haar zo in gevaar hebt gebracht,’ snauw ik naar hem en ik voorzie hem van een harde tik tegen zijn achterhoofd. ‘Ze had verdomme wel dood kunnen gaan.’
‘Je kunt me nu tenminste nog haten, kleine broer,’ antwoordt Niko zonder enige spijt in zijn toon. Niko is waarschijnlijk niet eens in staat om ergens spijt van te betuigen, aangezien hij daar veel te fucked up voor is. ‘Als we niks hadden gedaan, dan…’
‘Fuck jou,’ onderbreek ik hem woedend en ik stap uit om naar Isabel te lopen.
Ik strijk haar haren naar achteren en houd ze daar vast, terwijl zij nog steeds staat te kokhalzen boven de bloembak. Ik heb geen idee wat ik op dit moment tegen haar kan zeggen, want er bestaan geen woorden die dat wat ze nu voelt kunnen verzachten. Ik besluit daarom om te zwijgen en hoop dat mijn aanwezigheid haar voldoende troost zal bieden.
‘H-hoe… doe i-ik… dit,’ hapert ze vervolgens, na elk woord naar adem happend. Haar schouders schokken hevig en de rest van haar lichaam trilt nog steeds, maar gelukkig is het kokhalzen gestopt. ‘H-hoe… kan ik… h-hier mee… l-leven?’
Ik vermoed dat ze doelt op het feit dat ze iemand gedood heeft, maar helaas kan ik haar geen antwoord op die vraag geven. Het liefst zou ik tegen haar liegen en haar geruststellen, haar vertellen dat de tijd alle wonden heelt, of een ander bullshitverhaal, maar zo zit ik niet in elkaar. ‘Ik weet het niet, Isabel. Voor mij ligt dat anders.’
‘H-hoezo?’ Ze komt omhoog en kijkt me met haar bloeddoorlopen, amberkleurige ogen aan, alsof ze alsnog wanhopig op zoek is naar een antwoord van mijn kant, iets wat haar kan verlossen van dit gevoel.
‘Ik was acht toen ik dit voor het eerst meemaakte, dus dat is niet te vergelijken.’
Ik wist niet dat het mogelijk was, maar de blik in haar ogen wordt nog triestiger. Ik heb meteen spijt dat ik dit opgebiecht heb. In haar ooghoeken verzamelt zich meteen een lading traanvocht, die daarna zijn weg over haar wangen naar beneden vindt. ‘Acht?’ piept ze.
‘Laten we naar binnen gaan.’ Ik praat bewust over dit onderwerp heen, want ik kan haar waarschijnlijk niet de bevredigende antwoorden geven waar ze op dit moment naar op zoek is.
Ik weet namelijk amper nog iets van dat moment en ik vraag me af of ik er destijds überhaupt iets van gevoeld heb. Het werd me gewoon opgedragen en ik deed wat er van me verlangd werd, zonder enige weet te hebben van wat de gevolgen van mijn daden zouden zijn. Dat kwam allemaal pas op latere leeftijd.
Ik trek haar aan haar pols mee richting de kade en ondanks dat ik overduidelijk aan haar kan zien dat ze een paar prangende vragen heeft, houdt ze zich gelukkig in. Het is niet zo dat ik haar niets wil vertellen, want wat mij betreft mag ze alles van me weten. Ik denk alleen dat het niet goed is voor haar, al helemaal niet gezien haar huidige gemoedstoestand.
Toen ik voor het laatst op mijn boot was – de dag dat Isabel was meegenomen door die klootzak van een Sebastian – was het dek besmeurd met haar bloed. Godzijdank is daar nu geen enkel spoor meer van te zien en ik vermoed dat ik Niko daarvoor moet bedanken — ook al heb ik zojuist nog uitgesproken dat ik hem voor de rest van mijn leven haat.
Ik neem Isabel meteen mee naar de badkamer in mijn slaapkamer, omdat ik niet kan wachten om alle resten van Camila van Isabels lichaam te verwijderen. Wanneer ik een glimp opvang van mijn eigen spiegelbeeld, schrik ik behoorlijk van mijn grauwe huid en de ranzige baard die het onderste deel van mijn gezicht bedekt.
Holy shit. Ik kan me niet herinneren dat ik er ooit al eens zo crap uit heb gezien.
‘Trek je kleren uit,’ zeg ik tegen Isabel, die voor de verandering zonder enig weerwoord doet wat ik van haar verlang. Ik hoop niet dat deze gewilligheid een eerste teken is van de verandering die ze na de gebeurtenissen van vandaag door heeft doorgemaakt, want haar opstandigheid is een van haar leukste en tevens meest uitdagende karaktereigenschappen.
Ik ontdoe mezelf ook van mijn kleding, of eigenlijk: wat er nog van mijn kleding over is, na wekenlang te zijn opgesloten in dat hok. Het besef dat ik daadwerkelijk terug ben is nog amper tot me doorgedrongen, maar nu ik het heerlijke, naakte lichaam van Isabel weer zie, begint dat besef steeds meer bij me binnen te komen.
‘Ik heb je zo fucking hard gemist,’ beken ik, terwijl ik mijn ogen langzaam over elke centimeter van haar perfecte, roomwitte huid laat glijden. Haar ribben zijn iets duidelijker zichtbaar dan voorheen en ik vraag me meteen af of ze wel goed voor zichzelf heeft gezorgd in de tijd dat ik afwezig was.
Automatisch glijdt mijn blik af naar haar linkerpols, waar de letter J duidelijk zichtbaar met zwarte inkt in haar huid getekend is. Godzijdank is dat de enige zichtbare markering in haar huid en ontdek ik geen verse krassen of sneeën. Dat vertelt me in ieder geval dat ze zichzelf niet meer gesneden heeft.
‘Dat ziet er niet goed uit,’ onderbreekt Isabel mijn gedachten met een trillende stem. Haar ogen zijn op de wond in mijn zij gericht en ze heeft haar rechterhand geshockeerd voor haar mond geslagen. ‘Daar moet een dokter naar kijken, Jamie. Het moet op zijn minst gehecht worden.’
‘Jij bent toch een verpleegkundige?’ Ik pak haar kin vast en kantel haar hoofd naar achteren, zodat haar ogen worden losgerukt van mijn wond. Misschien komt het doordat ik haar zo intens gemist heb, maar ik kan echt geen genoeg krijgen van de goudkleurige schitteringen in haar amberkleurige ogen. ‘Jij mag me hechten.’
‘Wat?!’ Haar wenkbrauwen trekken in een frons en ze rukt haar kin los uit mijn vingers, door hevig haar hoofd heen en weer te schudden. ‘Jij bent gek! Ik kan dat echt niet, hoor. Ik ben geen dokter! Je moet echt naar een ziekenh-…’
Ik onderbreek haar door mijn lippen tegen de hare te drukken. Ze verstijft voor heel eventjes, maar geeft al snel toe door haar hoofd te ontspannen en mijn kus te beantwoorden. ‘Laten we voor nu alsjeblieft even genieten van het feit dat we zojuist aan de dood ontsnapt zijn,’ mompel ik, met mijn lippen tegen de hare. ‘En laat me dat bloed van je afspoelen, want je ziet er niet uit.’
‘O…’ Ze trekt haar gezicht wat terug en veegt met haar hand over haar wang, alsof ze voor heel even vergeten was dat ze doordrenkt is met bloed. ‘Oké, maar daarna gaan we wel…’
Ik laat haar niet uitpraten, want ik voel geen enkele behoefte om een dokter naar die stomme wond te laten kijken. Wat mij betreft plak ik er wat tape overheen om het bloeden te stelpen. ‘Ik heb andere plannen voor daarna.’
‘Serieus?!’ Ze geeft een tik met haar vlakke hand tegen mijn borstkas. ‘Hoe kun je nu in godsnaam aan seks denken?’
‘Dat is vrij gemakkelijk. Je staat naakt voor mijn neus en ik heb je wekenlang niet gezien.’ Ik pak haar pols vast en trek haar mee onder de douche, waar ik de kraan volledig opendraai. ‘Hoe kan jij in godsnaam níet aan seks denken?’
Het blijft even stil, waarna ze zachtjes fluistert: ‘Misschien ben ik nu… kapot.’
Haar lip begint te trillen en ik heb meteen spijt van mijn woorden. Door hoe ze nu voor me staat, was ik even helemaal vergeten wat er vandaag allemaal gebeurd is. Ik trek haar in een stevige omhelzing tegen mijn lichaam en sla mijn armen om haar heen. Dit huid-op-huidcontact heb ik zo enorm gemist. ‘Je bent niet kapot,’ mompel ik met mijn lippen tegen haar oranje haren gedrukt, die inmiddels volledig nat zijn van het warme douchewater. Haar schouders schokken en ik hoef haar gezicht niet te zien om te weten dat ze aan het huilen is. ‘Je bent misschien gebroken, maar ik ga er alles aan doen om je weer heel te maken.’
Ik houd haar lichaam tegen me aangedrukt, terwijl ik voorzichtig met mijn vingers door haar haren strijk om de aangekoekte bloedresten te verwijderen. Wanneer ik daarmee klaar ben, ga ik verder met het schoonmaken van haar gezicht. Het grootste gedeelte van het bloed is al door de warme douchestralen weggespoeld, maar hier en daar zitten nog wat resten die ik met wat wrijving van mijn vingers moet verwijderen.
De glazige, verslagen blik waarmee haar amberkleurige ogen me de hele tijd aankijken is hartverscheurend. Ik durf niet aan haar toe te geven dat ik ook bang ben dat ze kapot is, want daar heeft ze niets aan. Voor mij doet het er ook niet toe of ze kapot, heel, beschadigd of wat dan ook is; ik wil haar nog net zo graag als toen ik haar voor het eerst zag.
Nadat ik alle sporen van Camila van haar lichaam verwijderd heb – en het grootste gedeelte van de viezigheid van mijn eigen lichaam gespoeld heb – zet ik de kraan uit en bind ik een badhanddoek om mijn middel, voordat ik Isabel in een grote badhanddoek wikkel. De wond in mijn zij ziet er inderdaad niet goed uit en het lijkt alsof de douche van zojuist het bloeden heeft verergerd.
Ik wil echter eerst voor Isabel zorgen, voordat ik de tijd wil nemen om me over die irritante wond te bekommeren. Zij heeft het namelijk harder nodig dan ik. Ze heeft mij nodig en ik wil niets liever dan haar alles geven, wat ze nodig heeft om zich beter te voelen.
Mijn eerste prioriteit is daarom dat Isabel afgedroogd wordt en warm onder de deken in mijn bed belandt. De gedachte aan seks heb ik inmiddels allang uit mijn hoofd verbannen en het enige wat er nu toe doet, is dat zij zich zo comfortabel mogelijk voelt.
Ik kruip naast haar in bed en strijk mijn vingers liefkozend door haar haren, totdat ik haar ademhaling hoor verzwaren en er zeker van ben dat ze in slaap is gevallen. Vervolgens ga ik zo voorzichtig mogelijk uit bed, trek ik een loszittende broek aan en loop richting de keuken, waar ik de fles met het hoogste alcoholpercentage uit een keukenkastje gris. Ik neem nog wat visgerei mee uit de daarvoor bestemde koffer en vervolg mijn weg naar het dek waar ik op zoek ga naar Niko.
‘Ik heb je hulp nodig,’ roep ik naar hem, wanneer ik hem leunend over de reling met een sigaret tussen zijn lippen aantref. Ik leg het visgerei op een tafel en gooi er een flinke scheut van de alcohol overheen, voordat ik zelf een grote slok neem. ‘Je moet me dichtnaaien.’
‘Tuurlijk, kleine broer,’ antwoordt Niko, zoals ik van hem verwacht. De grijns die op zijn gezicht verschijnt laat duidelijk zien dat deze sadistische klootzak ernaar uitkijkt om me pijn te zien lijden. ‘Dokter Niko staat geheel tot uw beschikking.’