HOOFDSTUK 35

Isabel

Ik schrik me dood wanneer ik plots een hand op mijn schouder voel en trek met een ruk het oordopje uit mijn oor om vervolgens recht in de lichtgroene ogen van James te kijken. Ik trek de capuchon van mijn donkergroene hoody van mijn hoofd en kijk hem vragend aan. Het harde geluid van alle vluchtaankondigingen galmt door de terminal en ik kan nog net het woord Amsterdam verstaan.
‘We moeten gaan.’ De linkerhand van James zweeft ergens voor mijn gezicht, in zijn rechterhand houdt hij mijn knalroze weekendtas vast, die ik als handbagage gebruik. Ik vergrendel mijn telefoon, stop hem in de voorzak van mijn hoody en neem James’ hand aan, waarna hij me overeind trekt. ‘Heb je nog iets van je moeder gehoord?’
‘Nee,’ antwoord ik hoofdschuddend. Ik klink teleurgesteld en dat ben ik ook — behoorlijk. Mijn moeder heeft namelijk niet meer op mijn berichten gereageerd, sinds ik heb laten weten dat we naar Nederland komen.
Ze had me één week de tijd gegeven om terug naar huis te keren, maar die termijn is vandaag overschreden. Aangezien het inmiddels kwart voor elf in de avond is en we niet voor middernacht in Amsterdam zullen landen, kan ik haar verzoek helaas niet meer inwilligen. Het stomme is dat ik er écht niets aan kan doen, want er was nou eenmaal geen enkele mogelijkheid om eerder terug te keren.
Nadat James had aangegeven dat hij met me mee naar Nederland zou gaan, hebben we meteen een vlucht geboekt. Op deze korte termijn bestond onze snelst mogelijke route echter uit een vluchtplan met maar liefst drie tussenstops. Een terugreis die ruim een dag zou duren, zesentwintig uur… en op dit moment staan we op het punt om onze laatste vlucht te pakken vanuit Londen naar Amsterdam.
‘Misschien heeft ze je berichten nog niet gelezen.’ Hij slaat zijn arm om mijn schouders, trekt me dichter tegen zich aan en drukt een kus tegen mijn haren. Het is lief dat hij me gerust probeert te stellen, maar het helpt voor geen meter. De blauwe vinkjes tonen namelijk overduidelijk aan dat ze mijn berichten gelezen heeft. James heeft mijn moeder nog nooit ontmoet en weet niet dat dit haar manier is om me op een passieve manier te laten merken dat ze diep teleurgesteld in mij is.
Ik hum slechts als antwoord, omdat ik niet goed weet wat ik er verder over moet zeggen.
We lopen zwijgend richting de balie waar we onze boardingpass moeten laten zien, om vervolgens ons laatste vliegtuig te betreden. Het gevoel dat dit, met James naar Nederland gaan, een ontzettend slecht idee is, dringt zich steeds meer aan me op, maar dat durf ik niet aan hem te laten merken. Het is niet zo dat ik niet bij hem wil zijn, maar ik ben bang dat hij niet meer bij mij wil zijn, als ik hem meesleur naar mijn ellendige leventje.
‘Dus… we zijn er bijna,’ begint James vanuit het niets wanneer we onze stoelnummers hebben gevonden en onze handbagage opgeborgen is. Het lijkt opeens alsof ik niet de enige ben die onzeker is of dit een goed idee was, want ik bespeur nu ook een lichte twijfel bij James. ‘Wat kan ik eigenlijk verwachten?’
‘Hoe bedoel je?’
Hij krabt even aan de achterzijde van zijn nek en haalt vervolgens zijn schouders op. ‘Van je moeder en… de rest. Ik heb geen idee hoe dat soort dingen zijn, weet je. Om…’ hij neemt even een pauze en lijkt te moeten zoeken naar de juiste woorden, ‘samen met andere mensen in een huis te wonen. Dat is voor mij al heel lang geleden, dus misschien ben ik er niet zo goed in.’
Zijn onzekerheid heeft iets aandoenlijks — waarschijnlijk omdat ik het niet gewend ben. Ik pak zijn hand vast en knijp er zachtjes in. ‘Ik ben er zelf ook niet zo goed in,’ geef ik toe om hem gerust te stellen. ‘Mijn moeder is nogal… apart. Ik kan het zelf ook niet altijd met haar vinden.’ Dat is waarschijnlijk het understatement van het jaar, aangezien de relatie tussen mijn moeder en mij ronduit slecht te noemen is. Ik wil echter voorkomen dat hij al een afkeer jegens mijn moeder ontwikkelt voordat hij haar ontmoet heeft. ‘Van mijn stiefvader Gerard zul je weinig last hebben, want die bemoeit zich vrijwel nergens mee. En mijn halfzusje Megan is echt heel aardig en ik kan me niet voorstellen dat ze je niet mag. Ik denk dat jij haar ook wel zult mogen, want… ze lijkt wel een beetje op mij,’ grap ik met een kleine giechel, waarop James overdreven met zijn ogen rolt en zijn hoofd schudt. ‘Mijn stiefbroer Joey is…’ Ik val meteen stil, omdat het noemen van die naam een bepaalde reactie bij James teweegbrengt. Het is alsof hij het weet, maar dat kan helemaal niet — dat mag niet. Ik weet zeker dat hij van me zal walgen als hij weet dat Joey aan me heeft gezeten. Al helemaal wanneer hij erachter komt dat dit recentelijk nog gebeurd is en ik niets heb gedaan om hem tegen te houden. Misschien wil hij me dan helemaal niet meer. Ik probeer de angst die me mijn adem beneemt weg te slikken en vervolg mijn zin met een leugen, om op die manier zo weinig mogelijk argwaan te wekken. ‘Hij is wel oké.’
‘Joey?’ Hij spuugt de naam eruit alsof het een of ander vies woord is. De doordringende manier waarop zijn lichtgroene ogen naar me kijken, zorgt ervoor dat alle haartjes in mijn nek waakzaam overeind springen. Het woord fuck blijft zich in mijn hoofd herhalen, steeds luider en luider. ‘Vertel me eens wat meer over hem.’
Ik schud mijn hoofd, ook al weet ik dat het niet slim is om dat te doen, het gebeurt gewoon automatisch. ‘Ik eh…’ Mijn stem klinkt schor, dus ik schraap mijn keel voordat ik verder praat. ‘Er valt niets te vertellen.’
Hij blijft me strak aankijken, zonder iets te zeggen. Het lijkt erop dat hij verwacht dat ik nog iets zal toevoegen aan mijn verhaal, maar dat gebeurt niet — dat kan ik niet. ‘Je kreunde verdomme zijn naam, Isabel.’ Hij zet me keihard voor het blok en dat voelt honderd keer zo benauwend als toen hij gisteren mijn keel volledig dichtkneep. ‘Dus vertel me godverdomme nu meteen wat ik daarvan moet denken, anders…’
‘Dat ging over een andere Joey!’ onderbreek ik hem bijna hysterisch schreeuwend. De woorden verlaten mijn mond, zonder dat ik er over kan nadenken. Het lijkt zelfs alsof ik niet degene ben die ze heeft uitgesproken. Maar dat heb ik wel gedaan en ik kan het uitspreken van deze leugen nu niet meer terugdraaien. Ik kan maar beter iets verzinnen om dit wat geloofwaardiger te maken. ‘Die Joey is eh… is een ex van me.’
‘Een ex?’ Hij blijft me net iets te lang aankijken op een manier die overduidelijk zijn bedenkingen weergeeft. Volgens mij gelooft hij geen snars van wat ik zeg en blijkbaar heeft hij ook al zijn eigen conclusies getrokken, aangezien hij vervolgens vraagt: ‘Heeft die ex je pijn gedaan?’
Ik twijfel of ik een ontkennend of een bevestigend antwoord moet geven, dus ik houd het maar op: ‘Dat doet er niet toe. Het ligt in het verleden en ik ben nu met jou.’
Hij geeft me een klein, nietszeggend knikje en draait vervolgens zijn hoofd bij me vandaan, alsof hij spontaan geen zin meer heeft om me nog een seconde langer aan te kijken. Onze handen zijn nog wel steeds in elkaar verstrengeld, omdat ik net zijn hand heb vastgepakt, maar we zijn niet langer verbonden. Het voelt gewoon anders.
Hij weet het.
Hij weet het en daarom kan hij niet meer naar me kijken, want hij walgt van me. Ik wist dat dit zou gebeuren en daarom wilde ik ook absoluut niet dat hij, of wie dan ook, hier ooit achter zou komen.
Ik sla mijn ogen neer en doe mijn uiterste best om de brok in mijn keel weg te slikken. Het benauwende, paniekerige gevoel is echter met geen mogelijkheid te verdrijven.
Dit was een geheim, mijn geheim... en dat had het moeten blijven.