HOOFDSTUK 46

James

Ik weet niet waarom ze zo geshockeerd reageert, aangezien het voor mij overduidelijk was dat ik met Sebastian af zou rekenen. Die klootzak heeft mijn hond opgehangen en daarna mijn meisje ontvoerd.
Dacht ze nou echt dat ik hem, of wie dan ook, daarmee weg zou laten komen?
‘Natuurlijk heb ik hem vermoord, Isabel!’
Ze slaat haar hand voor haar mond en kokhalst even. Ik mag voor haar hopen dat dat door de drank veroorzaakt wordt en niet uit medelijden voor die fucking Sebastian. ‘Dat heb je niet voor mij gedaan,’ mompelt ze zachtjes tegen haar hand, terwijl haar hoofd steeds heviger heen en weer schudt. ‘Ik wilde dat helemaal niet.’
‘Jammer dan,’ snauw ik terug. Ik weet dat het niet is wat zij wilde, maar die klootzak heeft niet alleen haar iets afgenomen. Hij heeft verdomme míjn hond aan mijn boot opgehangen en daar moest hij voor boeten. ‘Misschien wilde ik niet dat Camila doodging, maar daar heb je mij ook niet naar gevraagd toen je haar vermoordde.’
Die laatste woorden zijn onnodig hard en dat besef ik ook, zodra ze mijn mond hebben verlaten. Ik zie Isabels blik voor mijn ogen veranderen en het gebroken meisje komt weer tevoorschijn. Het veroorzaakt een intense pijn in mijn borstkas en ik weet meteen dat ik nu te ver ben gegaan.
‘Het…’ spijt me. Ik krijg de kans niet om die woorden uit te spreken, omdat de deur van Isabels slaapkamer openvliegt en haar moeder, met een gezicht dat op onweer staat, tevoorschijn komt. Isabel trekt vliegensvlug het dekbed over haar naakte lijf. ‘We zijn aan het praten,’ zeg ik snel, voordat ze de kans krijgt om los te barsten. Ik kan haar aanwezigheid nu absoluut niet gebruiken — niet na wat ik zojuist naar Isabels hoofd heb gesmeten. ‘Laat ons alleen.’
‘Pardon?!’ Helaas gooien mijn woorden alleen maar olie op het vuur, want haar blik wordt nog woedender. ‘Jullie zijn niet aan het praten. Jullie schreeuwen! In míjn huis! Ik heb je vanochtend nog gewaarschuwd, Jamie!’
‘Ik heb haar verdomme niet aangeraakt!’
‘Nee…’ Ze wijst naar de kledingkast van Isabel, waarin het door mijn vuist veroorzaakte gat goed zichtbaar is. ‘Je hebt je blijkbaar afgereageerd op mijn meubilair!’
‘Mama!’ We worden onderbroken door Isabel, die in het Nederlands tegen haar moeder begint te praten. Haar stem trilt en ook al kan ik haar gezicht nu niet zien, ik weet zeker dat ze aan het huilen is.
Er worden wat woorden over en weer gewisseld en tot mijn grote verbazing vertrekt de moeder van Isabel vervolgens weer, nadat ze mij nog een vuile blik heeft toegeworpen uiteraard. Die vrouw weet mij, net als haar dochter, het bloed onder mijn nagels vandaan te halen.
Er blijft een ijzige stilte in de slaapkamer hangen, waarin we allebei niet goed weten wat we moeten zeggen. Waarschijnlijk zijn we beiden te eigenwijs om de eerste stap te zetten. Ik besluit uiteindelijk dat ik dan maar degene moet zijn die overstag gaat. ‘Camila boeit me niets.’
‘Mij wel,’ antwoordt ze fluisterend. ‘Ik kan nog steeds niet geloven dat ik…’ ze ademt haperend in en probeert haar zin alsnog af te maken, ‘dat ik…’
‘Sst,’ sus ik haar. Ik loop naar haar bed en neem vlak naast haar plaats. Haar dekbed is in een dikke prop om haar lichaam gewikkeld. ‘Ik had haar naam nooit moeten noemen. Het spijt me.’
Ze haalt snotterend haar neus op en kijkt me met haar betraande ogen aan. Ik kan die blik echt niet verdragen, omdat ik weet dat ik het veroorzaakt heb. ‘Hoe doe jij dit zo gemakkelijk?’
Dit heeft ze me al een keer gevraagd, maar ik heb er nog steeds geen antwoord op, slechts een wedervraag. ‘Dat vraag ik me bij jou ook af, Isabel.’
‘Bij mij? Hoe… hoe bedoel je?’
Ik merk dat ik het lastig vind om er alsnog over te beginnen, omdat ik me vanochtend nog had voorgenomen om dat niet te doen. Die hele situatie met Joey zit me meer dwars dan ik had verwacht. Ik kan hier niet mee omgaan… en ik begrijp ook niet hoe zij dat kan.
‘Hoe kun jij samen met hem aan een ontbijttafel zitten?’ Ik hoef zijn naam niet te noemen, want we weten beiden over wie we het hebben. ‘Ik begrijp dat echt niet. Ik heb de hele tijd de neiging om zijn hoofd tegen die fucking tafel te rammen en jij…’ Ik moet een paar keer diep ademhalen, om te voorkomen dat ik mijn woede nu op haar zegevier. Dat verdient ze niet en dat is ook niet mijn bedoeling. ‘Hoe kan jij gewoon naast hem zitten?’
Haar bleke huid wordt nog witter en de triestige blik die ze net al had, is niets vergeleken met de manier waarop ze nu naar me kijkt. ‘Ik weet het niet,’ piept ze zachtjes. Ze laat haar hoofd hangen en ik zie haar schouders schokken. ‘Ik ben vast heel raar en soms denk ik ook dat ik…’
‘Stop,’ onderbreek ik haar en ik dwing haar kin omhoog met mijn wijsvinger. ‘Je bent niet raar, schatje. Hij is degene die niet goed bij zijn hoofd is.’
‘Vind je… vind je mij… niet vies?’ hakkelt ze door haar tranen heen.
Ik lach zwakjes, ook al is dat misschien heel ongepast op dit moment. ‘Jij bent alles behalve vies.’ Ik leun mijn bovenlichaam voorover en druk mijn lippen tegen de hare. ‘Jij bent fucking lekker. Laat je nooit door iemand iets anders wijsmaken, want dan heeft diegene…’
‘Een probleem met jou,’ maakt ze mijn zin al af, voordat ik het zelf kan doen. Ze grinnikt even en ook al duurt het slechts twee seconden, ik ben blij dat ik haar weer heel even heb zien lachen. ‘Ik heb hem gisteren bekrast.’
‘Ik zag het. Ik ben trots op je, dat je dat gedaan hebt.’ Ik wrijf met mijn duim langs haar wang en merk dat ik moeite heb met het uitspreken van mijn volgende vraag. Niet omdat ik twijfel of ik hem wel wil stellen – want ik moet dit weten – maar ik ben letterlijk bang voor het antwoord. ‘Schatje, heeft hij… heeft hij nog iets gedaan? Gisteren bijvoorbeeld?’
Er valt een last van me af, wanneer ze haar hoofd schudt. God-fucking-dank. Ik had hem echt meteen afgemaakt als ze nu geknikt had.
‘Hoelang heeft dit gespeeld?’ Ik wil niet in detail treden, maar ik wil wel weten waar ik mee te maken heb. Ik wil weten hoe ziek die klootzak is… en hoe beschadigd Isabel is.
‘Vanaf mijn twaalfde,’ fluistert ze na een korte stilte. Het kost haar overduidelijk moeite om hierover te praten en ik ben ook van plan om er meteen mee te stoppen, als ze plots zelf informatie begint te delen — informatie die ik helemaal niet wil horen. ‘Hij zei dat hij mij een cadeautje wilde geven. Ik wist niet dat…’
‘Sst. Isabel, alsjeblieft.’ Ik neem haar gezicht in mijn handen en veeg met mijn duimen de traanresten van haar wangen. ‘Je hoeft me niet te vertellen wat hij gedaan heeft.’ De blik in haar ogen is hartverscheurend en het maakt me moordlustiger dan ik mij ooit gevoeld heb. ‘Vertel me alleen maar wat je wilt dat ik doe.’