HOOFDSTUK 48

James

Mijn vingers strijken door het oranje haar van Isabel, terwijl ze vredig met haar hoofd rustend op mijn borstkas ligt te slapen. Ondanks dat haar ogen gesloten zijn, zijn de sporen van haar huilbuien van vannacht nog overduidelijk zichtbaar. Haar oogleden zijn gezwollen en er omheen bevinden zich verschillende rode vlekjes.
Ik heb vannacht geen oog dicht gedaan en mijn gedachten werden beheerst door de meest gruwelijke dingen die ik Joey aan zou willen doen. Hij heeft verdomme mijn meisje pijn gedaan, haar kapot gemaakt en het enige rechtvaardige wat daar in mijn ogen tegenover staat, is dat hij net zo zal lijden zoals zij al die jaren al doet.
Isabel denkt daar echter anders over en ik heb haar moeten beloven dat ik hem niet zou vermoorden, ook al druist dat tegen al mijn principes in. Isabel is ervan overtuigd dat het verleden laten rusten de beste tactiek is. Ze wilt haar gedachten, gevoelens en gedrag niet laten beheersen door Joey — ook al gebeurt dat mijns inziens momenteel al.
Wat mij betreft geldt in dit soort situatie het oog om oog en tand om tand principe. Niets doen behoort normaal gezien niet tot mijn opties, omdat je de ander dan ergens mee laat wegkomen. Ofwel: laat winnen.
Onze denkwijzen staan lijnrecht tegenover elkaar en het is bijna onmogelijk om er een compromis in te sluiten. Ik ben echter bereid om haar - tot een bepaalde hoogte - hierin tegemoet te komen, met de duidelijke kanttekening dat deze belofte geen zak meer waard is, wanneer hij het waagt om haar nog één keer aan te raken. In dat geval ruk ik zijn kop van zijn romp — letterlijk. Isabel lachte als een boer met kiespijn toen ik dat zei, maar ze weet dondersgoed dat ik elk woord daarvan meen.
Hij moet verdomme met zijn poten van mijn meisje afblijven.
De deur van de slaapkamer schuift langzaam open en de moeder van Isabel verschijnt. Ik word zo langzamerhand echt gek van deze vrouw en haar bemoeienissen. Daarnaast vind ik het bloedirritant dat iedereen hier zomaar binnen kan lopen. Het wordt hoog tijd dat Isabel een slot op haar slaapkamerdeur krijgt.
‘Laat haar alsjeblieft slapen,’ zeg ik zacht en zo vriendelijk mogelijk, voordat haar moeder het in haar hoofd haalt om Isabel wakker te maken. Het duurde vannacht vrij lang, voordat ze eindelijk stopte met huilen en in slaap viel. ‘Ze heeft maar een paar uur geslapen vannacht.’
‘Gaat het wel goed met haar?’ Haar bezorgdheid is duidelijk in haar stem hoorbaar en tevens van haar gezicht af te lezen.
Misschien hoopt ze dat ik haar gerust ga stellen, maar dan is ze bij mij echt aan het verkeerde adres. ‘Nee,’ antwoord ik daarom naar waarheid. ‘Helemaal niet.’
‘Daar was ik al bang voor,’ antwoordt ze, waarna ze een diepe zucht slaakt. Ze laat haar hoofd een beetje hangen en knijpt haar ogen even dicht. Het lijkt haar moeite te kosten om haar volgende vraag te stellen. ‘Let je alsjeblieft een beetje op haar?’
Ik knik slechts kort, omdat haar vraag me beledigt. Voor mij is het namelijk vanzelfsprekend dat ik op haar let — dat hoeft zij me niet te vragen, want dat deed ik al.
‘Je hebt een tatoeage van haar naam.’ Ze wijst met een trillende wijsvinger richting mijn ontblote borstkas. Het hoofd van Isabel ligt vlak naast de plek waar haar naam met zwarte inkt in mijn huid vereeuwigd is. ‘Dat is nogal… permanent.’
Ik haal voorzichtig mijn schouders omhoog en kijk meteen of ik Isabel daar niet mee wakker heb gemaakt. Terwijl ik op haar prachtige gezichtje neerkijk, antwoord ik: ‘Ik ben ook niet van plan om haar ooit nog te verlaten, mevrouw.’
Haar mondhoek krult lichtjes en bijna onzichtbaar omhoog. ‘Je mag me Ellen noemen.’
Ik knik wederom, ook al interesseert het mij vrij weinig hoe ik haar mag noemen. Blijkbaar is het voor haar echter een soort groot gebaar, dus ik kan net zo goed doen alsof ik het waardeer. ‘Oké, Ellen.’
‘O, en dat gat…’ Ze wijst richting de kledingkast in de andere hoek van de kamer, waar aan de zijkant mijn vuistafdruk de aandacht opeist. ‘…ga je maken. Ik ga er vanuit dat je geen geld hebt om…’
‘Ik heb wel geld,’ onderbreek ik haar verontwaardigd. Dat mens doet net alsof ik een of andere armoedige stakker ben. Ondanks dat ik niet in deze omgeving pas, wil dat nog niet zeggen dat ik waarschijnlijk meer geld heb dan zij kan uitgeven. ‘Méér dan genoeg.’
‘Aha…’ Ze kijkt me met een opgetrokken wenkbrauw aan, alsof ze geen woord gelooft van wat ik zojuist gezegd heb. ‘In ieder geval. Ik kan je het adres geven van een bouwmarkt en als je wil…’ Haar volgende woorden laten even op zich wachten. Het lijkt alsof ze niet geheel zeker is over het uitspreken ervan. ‘Je mag mijn auto lenen, mits je een rijbewijs hebt uiteraard.’
‘Natuurlijk,’ lieg ik glashard. Ik kan echt wel autorijden - waarschijnlijk beter dan zijzelf - maar het officiële bewijs daarvan ontbreekt. ‘Weet je… Ik ga wel nu meteen.’ Ik wurm mijn lichaam zo voorzichtig mogelijk onder dat van Isabel vandaan en zorg ervoor dat ik haar niet uit haar slaap wek. Aangezien ze een vaste slaper is, is dat gelukkig niet heel lastig. ‘Dan ben ik hopelijk terug, voordat zij weer wakker wordt.’ Ik druk mijn lippen zachtjes tegen haar voorhoofd en fluister in haar oor dat ik zo weer terug ben — ook al kan ze me niet horen.
Wanneer ik opkijk, merk ik dat de moeder van Isabel nog steeds in de deuropening staat. Ze staart hoofdschuddend naar me. ‘Ik had niet verwacht dat je ook lief voor haar zou zijn. Isabel is…’ Ze ademt diep in en schudt nogmaals haar hoofd. ‘…ze is geen gemakkelijk persoon om van te houden. Begrijp me niet verkeerd, want ik houd zielsveel van haar, maar ze laat het nooit toe. Ze laat nooit iemand echt toe.’
‘Daar heeft ze een reden voor,’ besluit ik te zeggen, zonder daarmee het geheim van Isabel te verklappen. Ik heb haar beloofd dat ik Joey niet zou vermoorden, maar ik heb haar ook beloofd dat ik ervoor zal zorgen dat die klootzak haar nooit meer met één vinger aan zal raken. Het zorgen voor wat extra bescherming - door de alertheid van haar moeder wat meer aan te wakkeren - kan in mijn ogen geen kwaad.
‘Zou je die reden met mij willen delen? Alsjeblieft…’ De blik in haar ogen laat me denken aan de manier waarop Isabel soms naar me kan kijken. Het straalt pure wanhoop uit.
‘Dat kan ik niet.’ Het is niet mijn verhaal om te vertellen en ik ga niet het risico lopen om Isabel hierdoor kwijt te raken. Ze zal het me nooit vergeven als ik haar geheim met haar moeder deel. Ik kan haar echter wel wat hints geven, zodat ze hopelijk de puzzel vanzelf oplost. ‘Zorg ervoor dat wanneer ik weg ben, niemand op haar kamer kan komen. Goed?’
Zodra ik terug ben, ga ik een fucking slot op die deur bevestigen. In de eerste plaats om die klootzak buiten te houden, maar ook zeer zeker om te dwarsbomen dat haar moeder te pas en te onpas binnen komt wandelen.

Een uur later loop ik door een grote bouwmarkt, met een houten plaat en een pot verf op mijn kar. Ik lijk verdomme wel een of andere fucking huisvader die zijn woning gaat verbouwen. Ik had nooit gedacht dat dit soort dingen aan mij besteed waren, maar Isabel laat me nou eenmaal vreemde dingen doen — zoals verhuizen naar een fucking koud land.
Op dit moment maakt het me niet eens meer uit waar ik woon, zowel wat betreft de plek als de accommodatie. Mijn boot was mijn heilige plek, waar niets of niemand mij vanaf zou krijgen… totdat ik inbrak in de woning van een vreemd, oranje-harig meisje en nu ben ik opeens een fucking watje geworden als het op haar aankomt.
Ik sta net in een lange gang sloten te bekijken die ik op Isabels slaapkamerdeur kan bevestigen, als ik mijn blik opeens naar het einde van de gang wordt getrokken. Mijn roofdierinstinct is nog altijd intact — het heeft er namelijk voor gezorgd dat ik zesentwintig ben mogen worden. Op dit moment waarschuwt het mij dat ik alert moet zijn, maar ik weet nog niet meteen waarop.
Ik vang slechts een korte glimp op van de persoon die het uiteinde van de gang passeert en kan daarom niet honderd procent zeker weten of ik het goed gezien heb. Ik zag slechts een man voorbij lopen met ravenzwart haar - een eigenschap die miljoenen mensen op deze wereld bezitten - dus het is te weinig om meteen mijn conclusies te trekken.
Alsnog blijf ik alert… ook al kan het gewoonweg niet mogelijk zijn dat hij hier rondloopt. Hij heeft helemaal niets in Nederland te zoeken en ik ben waarschijnlijk gewoon op zoek naar prikkels, omdat mijn lichaam de adrenalinerush mist waar ik jarenlang op geleefd heb. Ik mis gewoon wat spanning in mijn leven, want op het ruziemaken met Isabel na, is mijn leven vrij saai geworden.
Misschien is dat ook de reden waarom ik richting het uiteinde van de gang blijf staren en daardoor niet voldoende alert ben op hetgeen er achter mij gebeurt. Dat heb ik pas door als het te laat is en ik het koude metaal van een pistool door de stof van mijn shirt tegen mijn huid voel drukken.
Het is geen onbekend gevoel en er waren momenten in mijn leven dat ik leefde voor dit soort shit — alsof ik het nodig had. Op dit moment is het echter allesbehalve welkom.
‘Jesús,’ hoor ik vlakbij mijn oor, door een stem die ik al jarenlang niet meer gehoord heb. Ik ken Jaïr echter te goed om zijn stem ooit te vergeten, want we zijn verdomme samen opgegroeid. Dat belet hem er echter niet van om me op dit moment met mijn leven te bedreigen op een openbare plek. ‘Ga je mee?’ vraagt hij, alsof ik hier verdomme ook maar enige keuze in heb.
Ik duw mijn rug naar achteren - waardoor het metaal dieper in mijn huid wordt gedrukt - en draai mijn hoofd. Me nu meteen gewonnen geven zou een teken van zwakte zijn, dus dat ben ik zeker niet van plan. ‘Waarom?’
‘Omdat Esteban je wilt spreken.’
Fuck.